Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

7 juni 2015

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Van wie ben je er één? Bij wie hoor je eigenlijk?’
In Almere ben je- denken veel mensen – ‘van niemand’. Dat is niet helemaal waar, er wonen meer families in de stad die uit verschillende generaties bestaan dan je zou denken, maar gemiddeld genomen ‘hoor je inderdaad bij niemand’, dat wil zeggen, jouw familie woont elders. Voor je sociale contacten en hulp ben je aangewezen op je buren, collega’s en vrienden, of je moet de brug over naar het oude land.

‘Van wie ben je er één? Bij wie hoor je eigenlijk?’Hier in Weesp heb ik gemerkt dat dit een heel belangrijke vraag is. Jij bent van ‘die en die’ en ’toen heeft hij….’ Het levert altijd gespreksstof op, leuke gebeurtenissen, trieste geschiedenissen, van alles wat. ‘Als ik weet van wie jij er één bent, kan ik je plaatsen, weet ik wat ik aan je heb, waar je voor staat, wie jij bent.’

Vorig jaar las ik het boek ‘Het nieuwe land’ van Eva Vriend. Dat boek speelt zich af in de Noordoostpolder. Het is ‘het verhaal van een polder die perfect moest zijn’. Perfect in alles: grond, gewas en bewoners. Evenveel protestanten als katholieken, en, zoals in Emmeloord, een poldertoren centraal in de plaats, en niet één van beide kerken. Van wie je er één was, bij je hoorde: pionier, polderwerker, boer, bepaalde mede je mogelijkheden en kansen.

Van wie ben je er één? Het kan grappig zijn om te kijken welke patronen er in families voorkomen: van zeer honkvast tot bereid om kriskras over het land of de wereld te verhuizen, al vele generaties lang. Of namen die steeds weer terugkomen. Zo weet ik dat mijn voornaam ‘Alida’ al generaties in de familie Groeneveld voorkomt.

Het kan soms ook moeilijk zijn: verhalen die je liever niet weet, pijnlijke ervaringen. Stel dat je hoort dat je ouders ‘fout’ waren in de oorlog. Maar ook: als je geadopteerd bent. De vraag ‘van wie ben je er één? Bij wie hoor je?’ doet een beroep op solidariteit en loyaliteit, tegenover je biologische ouders en tegenover je adoptief ouders.

De vraag ‘bij wie hoor ik eigenlijk?’ verbindt beide lezingen van vanmorgen.
Het boek Rechters speelt in een tijd van chaos en anarchie. Wie de moeite neemt het hele boek te lezen, ontdekt de herhaling: Ongehoorzaamheid aan God, er treedt een rechter op, dan gaat het een tijdje goed, de rechter sterft en vervolgens vervalt het volk weer in oude gewoonten, enzovoort.

Waar we zojuist over hoorden, is een broederstrijd: Jefta uit Gilead hoort bij Manasse. En waren niet Manasse en Efraim de zonen van Jozef? De volksgenoten van Efraim, hebben Jefta in het verleden in de steek gelaten. Dat wordt nu duur betaald door een slimmigheidje. ‘Spreek uit: sibbolet of sjibbolet.’ Je uitspraak kleurt je afkomst, zoals tijdens de tweede wereldoorlog Duitsers door de mand vielen door ‘Sjeveningen’ in plaats van ‘Scheveningen’ te zeggen. Waarom dit alles? Omdat Jefta vast wil houden aan het doen van de wil van God. ‘Bij wie hoor ik eigenlijk?’ Bij de God van vrede, recht en gerechtigheid.
In het evangelie naar Marcus is Jezus in het geding. De vraag ‘Wie is Jezus?’ komt een aantal keren in het evangelie voor. De leerlingen vragen het zich af, als Jezus de storm tot bedaren heeft gebracht. Jezus vraagt het aan zijn leerlingen: ‘wie zeggen jullie dat ik ben?’ en dan volgt er een weifelend antwoord. Na de intocht in Jeruzalem is er wel een antwoord: hij is de langverwachte profeet, de Messias. Hij die binnengehaald is met hosanna-geroep en ‘gezegend de zoon van David’.

‘Wie is Jezus?’ In mijn werkkamer heb ik over deze vraag veel boeken staan. Bibliotheken zijn volgeschreven over deze vraag. De boeken geven mooie antwoorden – niets mis mee, maar het blijft ook vaak wat afstandelijk, cerebraal en beredeneerd. Je kunt ‘zus of zo’ tegen Jezus aankijken, een inspirerende rabbi, een rondtrekkende leraar, zoon van God, de Messias, enzovoort, enzovoort. Het is allemaal waar, maar welk antwoord zou ik geven? ‘ wie is toch Jezus – voor mij?’ Bij wie hoor ik eigenlijk?

In het evangelie van vanmorgen geldt de vraag ‘bij wie hoor ik eigenlijk?’ allereerst voor Jezus. Voor de schriftgeleerden die moeite hebben met deze rondtrekkende rabbi die steeds maar populairder wordt is het duidelijk: hij is bezeten door Beelzebul, satan dus.Iemand die doet wát hij doet, kan alleen maar door een boze geest bezeten zijn.

Jezus’ familie gaat zich ermee bemoeien. Vinden ze dat ‘al die mensen die hem volgen’ een te groot beslag op hem leggen? Willen ze hem afremmen, en binnen de familiekring houden? Vragen ze zich wellicht ook af of hij wel goed bij zijn verstand is? Willen ze de naam van de familie hooghouden? Schamen zij zich voor dit famil ielid? Een zwart schaap in de familie geeft altijd spanningen… ‘Bij wie hoort Jezus eigenlijk?’Voor zijn familie is dat wel duidelijk: bij ons, en verder niet.

Marcus noteerde wel iets opvallends over de familie: ze komen aan, sturen iemand naar binnen om Jezus op te halen, blijven zelf buiten wachten. (vs 31) Ze blijven op afstand staan. Ze horen er niet bij, ze willen er niet bij horen. Erkennen zij de opdracht van Jezus eigenlijk wel? Je zou denken van niet. Ze blijven buiten, op afstand staan. Jezus’ familie behoort niet tot de kring van volgelingen. Verbondenheid in geloof gaat niet gelijk op met bloedbanden of afkomst.

Dat is niet mis wat Jezus te verduren heeft, en dan zijn we nog maar in het 3e hoofdstuk van Marcus. Door de schriftgeleerden getypeerd als iemand die bezeten is door Beelzebul, door zijn familie ook voor ‘niet wijs’ versleten. Jezus’ reactie is eveneens ongekend fel: ‘iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder’ (vs 35) Hij laat de vanzelfsprekendheid van afkomst, bloedband, familie los.

Familie kun je niet uitkiezen. De wil van God doen, daarvoor kun je wél kiezen. De geloofsgemeenschap rond Jezus de Christus is een keuze, een gemeenschap waarin je aan elkaar gegeven bent, waarin je elkaar aanvaardt, hoe lastig soms ook.

‘Bij wie hoor ik eigenlijk?’ Is de vraag die als een boemerang bij ons terugkomt. Onze familieverbanden zijn wel zo ongeveer duidelijk. Loyaliteit tussen familie is – meestal – heel groot. ‘Bij wie hoor ik eigenlijk?’ Wil ik bij Jezus horen? Jezus door wie wij zicht op God krijgen, zicht op het koninkrijk van vrede, recht en gerechtigheid? Jezus die het brood neemt, het zegent, het breekt en deelt, Jezus die zichzelf deelt met ons, voor ons. Jezus die deelt in vergeving als hij zegt dat alle wandaden en godslasteringen aan mensen vergeven worden. Jezus die deelt in de genade, Gods geschenk aan ons.

‘Bij wie hoor ik eigenlijk?’ Wil ik bij Jezus horen? Wil ik leven in verbondenheid, in bezieling met anderen die net als Jezus de weg van God, de weg van gerechtigheid gaan? ‘Bij wie hoor ik eigenlijk?’ Het antwoord op deze vraag is een keuze. Aan ons om te kiezen! Amen