Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

8 april 2012, Pasen

Gemeente van Jezus Christus,

Het was een zomerse dag.
En ik was een jaar of 10.
En ik liep met mijn broertje en mijn ouders op het strand
voor een avondwandeling.
De zon, weet ik nog, zakte langzaam in de zee, heel mooi.

Goh, weer een dag voorbij, dacht ik, zo snel gaat dat.
Heel even gingen mijn gedachten naar morgen,
wat ik dan zou gaan doen,
en naar overmorgen, en de dag daarna, en hoe lang het nog vakantie zou zijn.

Eigenlijk gaan alle dagen voorbij, dacht ik toen.
En dan word ik ouder en groter, bedacht ik, wat ik een hele leuke gedachte vond.
En toen, voor het eerst, bedacht ik me, dat er ook een tijd zou komen dat, na al dat groot worden en ouder worden,
ook ik voorbij zou gaan.

Die gedachte maakte me op een manier verdrietig
die ik nog niet eerder had gevoeld.

Maar als kind leef je in het moment,
en zo ging die eerste bewustwording voorbij.
Er was immers nog een hele avond vol
zandkastelen in de branding,
en je voeten in de zee, en later
bij thuiskomst, chips op de bank.
Zo gaat dat.

Maar naarmate je volwassen wordt,
begint dat moment meer te beklijven.
Je word je bewuster van die twee zijden van dezelfde
munt: leven en dood.
Naarmate je ouder wordt, wordt ook de dood reëler.
En je kunt je daar verrast,
of overdonderd,
of misschien wel, bedonderd door voelen.
Want is het hele nut dan, potverdorie, van dit leven?
Wat is de zin van dit alles?
Is het leven dan niet meer dan een aantal aan elkaar geregen dagen?
Is het leven dan niet meer dan wat los zand?

Voor het beantwoorden van die vragen heb ik
Dit bakje meegenomen.
Ik zal hem voor u openmaken.
Dit bakje is, hoe toepasselijk, gevuld met zand.
Los zand. Van dat hele fijne, van dat zand dat kriebelt tussen je tenen,
en heel warm wordt op hete zomerdagen.

Soms voelt het leven zo:
Als van dat hele losse zand dat door je vingers glipt.
Zo snel gaan ze, de dagen.
De jaren.
Je zou het willen vastpakken,
Vasthouden.
Maar met het leven, zoals met dit zand, is dat onmogelijk. Hoe harder je knijpt,
het glipt alleen nog maar meer door je vingers.

Vanochtend lazen we een verhaal over Maria uit het stadje Magdala.
Een vrouw die heel veel van Jezus hield.
De bijbel geeft niet veel informatie over haar.
Ze komt in beeld wanneer Jezus met zijn leerlingen door het land trekt.
Ze treffen deze Maria ziek aan. Geestelijk ziek.
Het verhaal vertelt dat ze bevangen was door zeven demonen.
En Jezus bevrijdt haar van deze ziekte, van deze schizofrenie,
van deze demonen,
en daarna blijft Maria Jezus volgen,
haar redder, haar plotselinge brenger van een nieuw begin,
van een nieuw leven.

Maar nu is Jezus, haar redder, dood. Vermoord, gekruisigd.
En Maria moet zo huilen
wanneer ze ontdekt dat het graf
waarin ze Jezus na zijn dood hadden gelegd leeg is.

En Maria denkt dat zijn lichaam is weggehaald,
weggeroofd misschien.
En nu, nu heeft ze helemaal niets meer over om
Jezus te gedenken,
Zijn lichaam is weg, er is niets meer over
om hem nog even bij haar te houden.

Door haar tranen heen ziet ze iemand verschijnen.

Het is Jezus, die plotselinge brenger van nieuw leven.
Maria herkent deze verschijning pas nadat Jezus haar naam noemt: Maria! En Maria roept: Meester!

Maar daarna, zegt Jezus: Houd me niet vast!

Raadselachtige woorden op zo’n moment van hereniging, toch?

Misschien slaan Jezus’ woorden niet alleen op dat moment zelf.
Ik weet het niet.
Misschien gaan ze verder terug.
Naar Maria’s verdriet om zijn dood,
en haar paniek om het verdwenen lichaam.
Of misschien nog wel verder terug.
Hoe ze bevrijdt werd van haar ziekte,
en Jezus vervolgens begon te volgen als haar redder,
als een nieuwe zekerheid in het leven.

Misschien gaan deze woorden over hoe het anders kan, omgaan met zekerheden en onzekerheden,
omgaan met leven en omgaan met dood.
Houd me niet vast, zegt Jezus, niet op die manier.

Zand glipt tussen je vingers door wanneer je het vastgrijpt.
Hoe harder je knijpt, hoe meer zand je verliest.
Maar als je je handen als een kommetje houdt,
Alsof je het zand als het ware ontvangt, dan blijft het liggen in je handen, ontspannen.

Pasen gaat over die ontspanning.
Pas als je ontspannen bent kun je feest vieren.
Kun je het feest meebeleven.

Jezus’ opstanding is ons niet gegeven om
ons opnieuw aan hem vast te klampen.
Als een zekerheid waarmee we andere weggevallen
zekerheden kunnen vervangen.
Pasen gaat niet over dat de dood er niet meer is.
De dood is reëel, dat voelen we allemaal.
En daar hoeven of moeten we ook niet over heen praten.
Maar het Paasverhaal gaat wél over
hoe de dood door God een plaats toegewezen krijgt.
namelijk als iets dat niet het laatste woord heeft.

Pasen gaat over hoe wij op die manier kunnen leren de dood een plek kunnen geven,
zodat we ons niet hoeven vast te klampen aan het leven.
Zodat we rustig onze handen kunnen openen om het leven te ontvangen,
om het leven te laten zijn.

Amen