8 maart 2015
Lezingen:
Exodus 20:1-17
Johannes 2:13-22
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
In de tv-uitzending van ‘Tegenlicht’ vorige week zondag (1 maart 2015) werd Joris Luyendijk geïnterviewd over zijn 2 jarig onderzoek in de financiële sector in ’the city’ – dé bankenwereld in London. Zijn onderzoek is schokkend en openbarend: over het gebrek aan een moreel kompas bij bankiers, over een beleid dat je zo maar op straat kunt staan – waardoor er absoluut geen sprake is
van loyaliteit naar het geheel, naar de bank, over de onoverzichtelijkheid waardoor niemand, maar dan ook werkelijk niemand, zelfs de figuren aan de top niet, meer weet hoe het zit.
Persoonlijk herken ik dat wel, die onoverzichtelijkheid: probeer maar ‘ns een financieel product goed te doorgronden, en als je die hobbel genomen hebt, doe dan een poging je bevindingen te vergelijken met een soortgelijk product bij een andere aanbieder – je raakt domweg de weg kwijt.
In het genoemde tv-programma wordt een bankier de vraag gesteld of zij zich schaamt voor haar sector, voor wat er gebeurt, het werkklimaat, en voor de effecten van het beleid. Na wat heen en weer gepraat en geginnegap, kwam het onthutsende antwoord: ‘nou nee eigenlijk niet’. Ze schaamt zich niet. Luyendijk kwam op het spoor dat de financiële lobby zó groot is, dat de politiek er niet tegenop kan. Er is tegelijkertijd zo’n verstrengeling van financiële sector en de politiek dat het heel lastig is om een kritisch geluid te laten horen, laat staan een verandering te weeg te brengen. Schokkend vond ik ook dat wij zelf er in meer of mindere mate aan mee doen. Of in ieder geval niet protesteren, misschien nog wel een beetje opkijken naar die bankiers met hun bonussen – dat zijn de jongens en meisjes die het gemaakt hebben.
‘We protesteerden wèl tegen het Koningslied,’ aldus Luyendijk, ‘maar niet dat met publiek geld de financiële sector gered moest worden.’ En als er weer winst gemaakt wordt, zijn de profits níet voor de belastingbetaler. De menselijke maat is zoek! Het is geen financiële dienstverlening meer.
Waarom past dit nu zo goed bij de lezingen van vanmorgen? Ik zal het u vertellen. Het gaat om de menselijke maat, oog hebben voor het geluk en het welzijn van mensen. Leven zoals God voor ons op het oog heeft gehad.
In het scheppingsverhaal, ‘in het begin’ in Genesis spreekt God 10x, 10 woorden voor de goede aarde met alles wat erop, eronder en erboven is. 10x ziet God dat het goed is, zeer goed zelfs. En dat zegt God ook!
Dat gaat verder met de 10 woorden in Exodus die we hoorden. 10 woorden van God aan Mozes gegeven ten behoeve van het volk Israel onderweg. Het volk dat bevrijd is uit de situatie van slavernij in Egypte. Het volk is nu onderweg naar het land van belofte, een land van melk en honing. 10 woorden waarmee het land een goed land mag worden. 10 richtingwijzers voor een samenleving.
Deze richtingwijzers geven de sociale kaart: zo gaan wij met elkaar om! – in Gods naam. Als we dít doen, roepen we met elkaar en voor elkaar het goede van het land van belofte uit! Dat is een ándere omgang met de 10 geboden dan de wijze waarop deze lang gefunctioneerd hebben. De wetslezing was lang niet altijd een lofverheffing, maar een stok om te slaan.
Ik schaam mij plaatsvervangend voor een verhaal van zo’n 35 jaar geleden van een klasgenootje.
Zij vertelde in de klas dat haar ouders gingen scheiden. Dat feit was al verdrietig genoeg, maar de ouderling maakte het nóg erger om nu, nu het besluit tot echtscheiding genomen was, langs te komen met de opgeheven vinger dat scheiden niet mocht, kijk maar in Exodus 20. Of het daadwerkelijk zó gebeurd is, weet ik niet, ik ben er niet bij geweest, maar zo is het bij het klasgenootje overgekomen. De 10 geboden als stok om te slaan.
10 woorden als richtingwijzers, zo gaan we met elkaar om! In Gods naam! Ook als het over de richtingwijzer ‘pleeg geen overspel’ gaat, is het goede bedoeld: wees trouw, neem je relatie van liefde en trouw serieus, zie elkaar als mens aan – dank elkaar niet af als afval! Met welk doel? Opdat het jou en je naasten goed gaat, in het land van belofte.
Alle 10 woorden staan onder een duidelijk opschrift: ‘ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.’ (Ex. 20:2) In deze 10 woorden gaat het om respect voor elkaar, voor het leven en relaties, voor de ontplooiing, de goede naam en het bezit van mensen.
Zo verwoorden de 10 woorden wat nooit af is: God is met ons bezig, er is een relatie is van God met ons, mensen. Dat behelst niet alleen dat we dit en dat moeten doen en dat het dan wel goed zit, als ware het een checklijstje maar dat we een continue weg hebben te gaan en er geen automatisme van maken. Dat we blijven zoeken en proberen te achterhalen wat er in de grond van de zaak aan de hand is. Om de vrijheid blijvend te vieren, om oog te blijven houden voor het geluk van elkaar, opdat ieder voor zich en met elkaar mens kan zijn, zijn deze 10 woorden gegeven.
En dan de tempelreiniging. De evangelist Johannes vertelt ons deze gebeurtenis aan het begin van zijn evangelie. De andere evangelisten hebben deze episode aan het einde van Jezus’ leven, in de week voor de kruisiging. Direct hieraan vooraf vertelt Johannes over de bruiloft te Kana in Galilea, nu is Jezus in Jeruzalem, het religieuze en machtscentrum – dat is Judea.
Beide verhalen contrasteren met elkaar. De bruiloft te Kana is het verhaal van het opheffen van het menselijk tekort. De tempelreiniging in Jeruzalem is het verhaal van het opheffen van het menselijk teveel. Beide verhalen vertellen ons over de menselijke maat die zoek is. Het is of te veel, of te weinig. We worden geconfronteerd met een tegenstelling binnen het joodse volk: de Galileers tegenover de Judeeers. De mensen die er niet toe doen uit Kana tegenover de mensen die menen het vooral met zichzelf heel goed getroffen te hebben (Jeruzalem).
Jezus keert zich tegen de praktijk van de tempeloffers die louter en alleen op uiterlijk vertoon gebaseerd zijn. Een offerpraktijk als ‘instituut’ waaraan je moet voldoen, een praktijk waarbij de oorspronkelijke bedoeling al lang en breed uit zicht is geraakt. Het is een verhaal in de traditie van de oudtestamentische profeten. Het gaat om de pervertering van de tempelcultus met allerlei rimram.
Cultus, omgang met God, zal eenmaal puur en heilig zijn. Het optreden van Jezus is revolutionair, het is een tijdbom, die langzaam doortikt: het koophuis moet weer Vaderhuis worden. Jezus wijst hardhandig terug naar de kern van het geloof: verborgen omgang met God, verbondenheid met de God van Israel, de bevrijder uit slavernij.
Een concentratie op deze pure en heilige omgang met God, met als resultaat een relatie van eerbied en respect, om de menselijke maat dat laten Mozes en Jezus ons vandaag zien. Het is aan ons om ons eigen rol daarin kritisch tegen het licht durven te houden.
Waar ik dan aan denk? In de voorbereidingsgroep vroeg ik waarvoor wij nu de barricaden op gaan, waarvoor we onze stem verheffen, juist omdat de menselijkheid in het geding is, omdat we niet meer – als vanzelfsprekend – het geluk van de ander op het oog hebben.
We noemden de bezuinigingen in de zorg, die van ‘recht’ ‘gunst’ zijn geworden. Waar op menselijkheid, aandacht voor iemand, beknibbeld wordt of soms zelfs afgestrafd.
We hadden het over de Afghaanse asielzoeker Feda Amiri die een verblijfsvergunning in Nederland had, alsnog geassocieerd werd met het foute regime, en vervolgens zonder rechtsgang en met geweld uitgezet werd naar Afghanistan, en geen contact met zijn familie in Nederland meer had.
In het dagblad Trouw stond er een en ander over. De situatie is dermate gecompliceerd dat ik daar inhoudelijk niets over kan zeggen. Maar toch: wat is de menselijke maat als ook vermeende oorlogsmisdadigers zonder een adequaat en rechtvaardig proces zo maar weggemoffeld kunnen worden?
We hadden het niet over de bankiers uit het tv-programma, maar enig kritisch besef zou ons niet misstaan, denk ik.
Ik moest ook denken aan een kerkelijke gemeente waar de instandhouding van het gebouw tot doel was verheven. Een kerkelijke vergadering of bijeenkomst kon alleen dán wanneer er geen verhuuractiviteiten waren. Dat is een lastig dingetje, want het is wel prettig om in een goede accommodatie te kunnen kerken en daarvoor is de huuropbrengst wel nodig.
Iets kleiner: het menselijke gebaar om daadwerkelijk naar elkaar om te zien, om menselijk naar elkaar te doen.
Gemeente van Christus zijn betekent lichaam van Christus zijn als gemeenschap van gelovigen, waarin het Woord van God klinkt dat Jezus heeft gesproken, waar we bepaald worden bij de kern: leven zoals God het met ons voor heeft. Daarin kan de gemeente van Christus elkaar tot troost, steun en uitdaging zijn. We zijn immers geschapen voor elkaars geluk!
Amen