9 augustus 2015
Evangelielezing: Markus 7:24-30
Hij heeft vast ADHD. Van jongs af aan drukken wij kinderen al een stempel op, zonder ons af te vragen wat dat met mensen doet, wat zo’n rugzakje voor je betekent, of je dat alles wel kunt meetorsen, laat staan verwerken, dit terwijl mensen door psychische problemen heel veel te verwerken krijgen en hun omgeving niet minder. De manier waarop men naar je kijkt en met je omgaat. De manier waarop je wordt behandeld, altijd weer net even anders dan anderen. Je voelt je bekeken, buitengesloten. Dat doet zo’n pijn. Maar tegen wie kan je dat zeggen? Wie begrijpt je gevoelens?
In de laatste twee decennia lopen er alsmaar meer kinderen in ons midden rond met steeds meer problemen, dus met een nog zwaardere lading in hun rugzakje. Allerlei deskundigen bemoeien zich met hun situatie. Het aantal kinderen waarop een stempel wordt gedrukt wordt intussen alsmaar groter… Gaat ons psychisch vermogen dan soms achteruit, terwijl ons intellectueel vermogen en het aantal hoog geschoolde burgers toeneemt? Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat het met onze psyche steeds vaker niet goed gaat. Dat er sprake is van een groeimarkt, waaraan steeds meer mensen verdienen, is waarschijnlijker. Intussen lopen er wel vele, vele mensen in ons midden rond op wie men een of meerdere etiketten heeft geplakt. Hoe zou het met die mensen en met hun verzorgers gaan?
Van ouders met een kind met problemen wordt veel empathie, heel veel inlevingsvermogen gevraagd. Maar dan beginnen de problemen, want in hoeverre kan een mens zich verplaatsen in de situatie van de ander, laat staan die ander begrijpen en daadwerkelijk helpen? Omstanders staan er vaak radeloos en machteloos bij als iemand in een crisis verkeert, in onze ogen gek doet, met zichzelf in de knoop zit. Iemand met psychische problemen brengt in een gezin onrust en zorgen teweeg. Wie een hele dag met iemand met problemen optrekt, weet hoe zwaar dat is, hoe vaak je moet omschakelen, moet improviseren, altijd weer alert moet zijn. Maar wie ziet dat alles aan jou? Wie begrijpt je?
Er lopen heel wat mensen in ons midden rond die zich onbegrepen, niet gekend voelen. Mensen die maar al te vaak in een isolement raken, waardoor hun kwaal alleen maar erger wordt in plaats van enigszins te helen.
Vroeger verbleven mensen met psychische problemen in een zorginstelling die zich aan de rand van de samenleving of ergens diep verscholen in een bos bevond. Vandaag de dag liggen die centra midden in de stad, zodat mensen niet vervreemden van de samenleving, volop kunnen deelnemen aan het gewone leven. De Hogeweyk hoort helemaal bij Weesp getuige de vele vrijwilligers die zich op een bewonderenswaardige wijze, vaak jarenlang, inzetten voor hun medemensen. Die nabijheid is voor alle betrokken partijen veel beter en leert ons, in navolging van Jezus, oog te hebben voor mensen met een probleem, hen niet over het hoofd te zien, maar hen hartelijk te ontvangen, zodat zij zich bij ons op hun gemak voelen. Elk mens heeft immers warmte nodig, de nodige aandacht, een vriendelijk woord, een hartelijk gebaar. Van Jezus kunnen wij leren wat medeleven, inlevingsvermogen en betrokkenheid is. Daarom kan Jezus niet onopgemerkt blijven, nooit incognito rondlopen. Altijd weer zijn er mensen die Hem nodig hebben, zich tot Hem wenden met een verzoek om hulp.
Deze moeder worstelt met de problemen van een kind met epilepsie. Haar dochter kan zomaar onwel worden, zomaar het bewustzijn verliezen, op de meest ongelegen momenten en plaatsen. Een kwetsbaar meisje, waarover deze moeder zich alleen maar grote zorgen maakt. Want hoe moet het verder met dit kind als haar moeder niet meer leeft? Wie zorgt er DAN voor haar?
Deze moeder loopt radeloos rond met haar kind. Zij is bij allerlei dokters geweest, maar niets heeft geholpen, niemand weet raad met dit geval. En intussen ziet zij haar kind lijden, steeds erger lijden aan het leven; om kruisdol van te worden. Aan het eind van haar Latijn gekomen wendt deze vrouw zich in arren moede tot de man waarover zij goede berichten heeft gehoord. Hij is dan wel van een ander volk, mogelijk zelfs een ander ras, maar zij heeft met haar zieke kind geen keus. Logisch dat deze moeder dit buitenkansje niet voorbij laat gaan en zich wanhopig tot Jezus wendt. Alstublieft, Heer, help mijn kind (en daardoor ook mij).
Ik denk niet dat de omstanders deze vrouw die schreeuw om hulp in dank hebben afgenomen. ‘Wat denkt zij wel? Hoe durft zij als allochtoon Jezus aan te spreken? Ze moeten niet brutaler worden’. Alsof Jezus alleen het eigendom van het Joodse volk is. Alsof Jezus’ horizon niet verder reikt dan etnische grenzen en dito beperkingen. Mensen die zo beperkt denken hebben buiten de waard gerekend, kennen God niet.
Jezus maakt ook hier, en dat niet voor de eerste keer, geen onderscheid. Hij mijdt niemand, maar staat voor iedereen open. Jezus doet niet met de massa mee aan ‘eigen volk eerst’, maar weet wat inclusief denken en handelen (F. Boerwinkel) allemaal kan inhouden.
Om de omstanders te laten zien wat het betekent andere medemensen uit te sluiten zegt Jezus eerst iets wat met HUN denkwijze overeenkomt, uit HUN koker komt: ‘het brood is voor de kinderen Israëls, niet voor heidense honden’. Een manier van denken die je in de Koran om de haverklap tegen komt, in elk hoofdstuk. De vrouw, die als een leeuwin vecht voor het welzijn van haar kind, weet deze mensonvriendelijke stelling heel handig te pareren: zij neemt ook met de kruimeltjes genoegen, als haar kind maar wordt genezen door deze merkwaardige wonderdokter.
Terwijl in de Koran in elke sjoera de tegenstelling tussen wij en zij weerklinkt, waarmee haat wordt aangewakkerd, is rond Sion en de ware Israëliet iedereen welkom, ongeacht ras of stand. Israël is immers HET voorbeeld voor alle volken. Gods volk leeft daarom ten dienste van heel de wereld; minder is te weinig, onder de maat van Gods Koninkrijk. Helaas is de openheid voor leden van andere volken in onze dagen in Israël ver te zoeken, overheersen de tegenstellingen, die veelal gepaard gaan met geweld. Maar hoe zouden WIJ denken en handelen als WIJ in Israël zouden wonen?
Dit meisje, dat door haar ziekte zomaar opeens onherkenbaar kan worden voor haar moeder, wordt zomaar gratis en voor niets genezen. Maar op die belofte, haar dochter thuis gezond aan te zullen treffen, moet haar moeder, die al zoveel heeft meegemaakt met haar dochter en al zoveel doktoren tevergeefs heeft geraadpleegd, wel vertrouwen. Over de moed van het geloof, over Godsvertrouwen gesproken. Je tot God wenden in je nood is zo gek nog niet. Amen.