20 augustus 2006
ds. Wim Lamfers
Lezing uit de Profeten: Jesaja 35:1-10. Evangelielezing: Markus 7:31-37.
Je wilt wat zeggen, maar je kunt het niet zeggen, terwijl je vroeger gewoon kon praten. Nu komt er slechts een totaal ander woord uit je mond. De conversatie stokt al gauw, het wederzijds onbegrip groeit. Raden is zo moeilijk, zo pijnlijk. Machteloosheid, verdriet is je deel. Onder deze afschuwelijke situatie lijden minstens twee mensen, die elkaar zo graag zouden willen begrijpen. Afasie doet verschrikkelijk veel met je, maakt een ander mens van je: een eenzaam mens, die veel te verwerken heeft, in een pijnlijke stilte.
Je wordt er moe van, want je moet steeds vragen: wat zeg je? en dan begrijp je het vaak nog niet. Je leven is ingrijpend veranderd sinds je doof bent geworden. De oude dag was al niet makkelijk; en nu dit ook nog…
Wie niet kan horen, kan maar moeilijk communiceren, terwijl uitgerekend communicatie vanaf den beginne Gods bedoeling met ons leven is. Wij zijn op communicatie aangelegd, taal is het geheim van ons menszijn, ons mede-mens zijn, omdat het God om een gemeenschap van mensen, om samen gaat. Opdat ook deze man Gods bedoeling met ons leven kan ervaren, opdat ook hij verlost wordt uit zijn pijnlijk isolement, herschept Jezus hem tot een gezond mens. Eindelijk kan hij weer optimaal meedoen aan het maatschappelijk verkeer, weer helemaal mens met de mensen zijn.
Deze man heeft gelukkig betrouwbare mensen om zich heen. Hij wordt gelukkig NIET aan zijn lot overgelaten. Hij is gelukkig niet in een isolement beland, maar heeft mensen om hem heen die zich om hem bekommeren. Het is niet de enige keer in het Evangelie dat iemand zijn genezing te danken heeft aan medemensen die hem naar Jezus brengen, het voor hem opnemen en Jezus smeken hem de handen op te leggen. Om hem heen staan gelukkig mensen, die hem niet kunnen vergeten, ook al verloopt de communicatie met hem al lange tijd uiterst moeilijk. Als je lang ziek bent vraagt men niet meer hoe het gaat, wordt je al gauw vergeten. Er zijn zoveel andere zaken die de aandacht van mensen vragen. Hier zijn mensen een medemens WEL trouw, houden mensen het heel lang vol deze man te blijven opzoeken. Ook al verandert er niets ten goede in zijn situatie, zij kunnen hem niet vergeten.
Mensen smeken Jezus ook deze mens in zijn zegen te laten delen. Mensen die beseffen dat zij zonder Gods zegen nergens zijn. Hoevelen van U komen niet naar de kerk, alleen al om de zegen in ontvangst te nemen?
Hoevelen van U gaan net als deze medemensen naar Jezus om een ander tot zegen te zijn? Want daar gaat het toch vooral om in de zegen: dat je Gods zegen doorgeeft aan anderen, dat je leeft tot zegen van anderen. Deze medemensen verstaan die levenskunst en zoeken daarom Jezus op met hun zieke vriend, omdat zij alles van Jezus verwachten, zoals Jezus op zijn beurt alles van God verwacht en daarom omhoog kijkt, opziet naar de hemel. Ook Jezus is niet meer dan een instrument, een middel, geen doel in zichzelf, zoals die ene, God.
Dit is de enige keer dat ons uitvoerig wordt beschreven hoe Jezus te werk gaat bij een genezing. NIET om onze nieuwsgierigheid te bevredigen, zodat wij eindelijk weten welke truc Jezus toepast. Als dat de bedoeling zou zijn geweest, zou Jezus deze dove man niet ver van de mensenmassa hebben genezen, maar omgeven door een massa nieuwsgierige mensen, voor het oog van allen. Wij krijgen deze uitvoerige beschrijving te horen om ons ervan te doordringen dat iemand genezen, ook bij Jezus, niet van een leien dakje gaat, maar labeur, hard werken is.
Ook Jezus zucht over het leed van de patiënt. Hij lijdt met ons mee aan het feit dat de aarde zo ellendig ver van de hemel af staat. Daarover zuchten ook wij nogal eens, als leed ons deel is of als er iets verschrikkelijks is gebeurd. Waarom, God?
Wetend hoe populair de blijde boodschap van Jesaja in zijn dagen is, laat Jezus de troostrijke woorden van Jesaja geen mooie woorden blijven, maar in vervulling gaan: kunnen blinden onverwacht weer zien, kunnen doven opeens horen. Door hen te genezen laat God mensen optimaal genieten van het goede leven, zorgt God ervoor dat zij optimaal kunnen functioneren, weer kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, niet langer aan de kant staan. Zo maakt God via zijn zoon Jezus aan mensen duidelijk wat zijn heerschappij ons te bieden heeft en dat zijn Koninkrijk er aan komt om een eind te maken aan al die ellende, aan die verschrikkelijke eenzaamheid van buitengesloten zijn, niet mee kunnen doen.
Deze man was doof. Maar hoe doof zijn WIJ eigenlijk? Dat we niet goed horen wat mensen tegen ons zeggen, omdat we niet eens naar hen luisteren of omdat we te veel met onszelf bezig zijn. Je kunt zo in gedachten verdiept zijn, omdat je bevangen bent door verdriet, dat wat een ander zegt totaal aan je voorbij gaat. Je kunt zo bezorgd zijn over wat er met je aan de hand is, dat je niet eens hoort wat de dokter tegen je zegt, zeker niet als het slecht nieuws is. Dan moet je iemand anders meenemen om te horen wat de dokter gezegd heeft. Je kunt zo intens bezig zijn met wat je zelf wilt zeggen, dat je alleen maar op het puntje van je stoel zit en niets eens hoort wat een ander zegt. Hoeveel mensen zijn horende doof?
In communicatie gaat heel wat mis. Daarom is het zo belangrijk aandacht voor mensen te hebben, goed te luisteren naar wat die ander kwijt wil. Daarvoor heeft God ons aan elkaar gegeven, om goed naar elkaar te luisteren. Daarom maakt Jezus een eind aan de doofheid van deze man.
Luisteren leren we alleen van God, niet van een maatschappij vol herrie om ons heen. Wel van het ‘hoor, Israël, mijn geboden’. Om ons nog nader aan het hart te leggen dat kunnen luisteren o zo belangrijk is vertelt Markus ons dit verhaal, deze gelijkenis, want dat is dit verhaal ten diepste. Wie de kunst verstaat dieper te boren, tussen de regels door te lezen, begrijpt dat het moeite kost van hardhorendheid te genezen, niet langer oost-indisch doof te zijn, open te staan voor een medemens, een medemens die het moeilijk heeft trouw te blijven bezoeken. Wie de boodschap heeft gehoord begrijpt dat God ons steeds weer in ons nekvel pakt en naar een medemens toe sleept, omdat die ander ons nodig heeft. Onze taak is niet praten, maar luisteren, geduldig, zorgvuldig luisteren. Net zoveel geduld met medemensen hebben als God met ons heeft. Amen.