31 december 2006 Oudjaar
ds. Wim Lamfers
Evangelielezing: Lukas 2:22-39
Wat hier in de tempel in Jeruzalem gebeurt is volledig Joods; daar zit geen christelijk element bij. Weer wordt ons duidelijk gemaakt dat Jozef, Maria en hun kind volledig in de Joodse traditie willen staan, zo God trouw willen dienen. Net als die andere twee, Simeon – verhoring en Hanna, die ook in dit kind de Messias herkent en dus een begenadigd mens is, net als haar naamgenote, de moeder van Samuël, en Maria. Twee mensen die het als goede Joden van God verwachten en daarom op Gods heil blijven wachten, ook al is hun land bezet door een vreemde mogendheid en lijkt de situatie hopeloos. Wachten is ook hier het sleutelwoord tot een bijzonder leven. Kunnen wachten, niet versagen, want het van God verwachten. Twee mensen die uitzien naar de komst van de Messias, het daarom in Gods huis zoeken en trouw overeenkomstig Gods geboden leven. Twee geloofsgetuigen die tegen de klippen op blijven geloven, leven vol verwachting, leven met diepgang, een geïnspireerd leven. Het komt in hun leven zover doordat zij dichtbij God en zijn gebod leven en daar alles van verwachten. Wat een Godsvertrouwen! Indrukwekkend, deze twee voorbeeldige mensen, waardige vertegenwoordigers van het oude volk en een indrukwekkende traditie.
Ook hier wordt ons duidelijk dat het rond deze Ene, dit wonderlijke kind, steeds weer om een GEGRONDE verwachting gaat, om troost tegen alle harde feiten in. Troost, het meest diepgaande dat wij nodig hebben. Simeon vindt bij deze Ene de lang verwachte troost, waar hij al jaren naar heeft uitgekeken, terwijl om hem heen alle seinen op rood staan. En wij, wij vinden uitgerekend in dit kind ook troost, kunnen juist dankzij dit kind getroost leven en sterven. Kan een mens nog meer wensen?
Net als Maria en Sacharja kan Simeon zijn geloof het best onder woorden brengen in een lied. Opnieuw een lied dat vol staat met verwijzingen naar het Oude Testament, met name naar de profetie van Jesaja. Simeon wil bewust in die eerbiedwaardige Joodse traditie staan, omdat die traditie hem houvast schenkt. Simeon heeft een bewuste keuze voor zijn leven gemaakt, bewust gekozen voor een leven met diepgang, dankzij aloude vertrouwde liederen, die emoties bij je oproepen en juist daardoor troost schenken.
Wij Nederlanders hebben het niet zo op tradities, met als gevolg dat wij elk houvast verloren hebben en geen heldere koers meer kunnen uitzetten. We doen maar wat, ad hoc beleid, meer niet. Is dat niet te mager? Doen wij onszelf, ons diepste wezen niet tekort door tradities rücksichtslos overboord te zetten, het kind met het badwater weg te gooien? Maar dat besef, dat wij zodoende onze ziel schade berokkenen, is blijkbaar nog steeds niet tot ons doorgedrongen… Simeon piekert er niet over dit kind overboord te zetten. Geen haar op zijn hoofd die er aan denkt de traditie op te geven, juist omdat Simeon weet hoeveel troost er in de traditie schuilgaat en hoezeer een mens die troost nodig heeft. Simeon laat zich daarom inspireren door de Heilige Geest, die niet losstaat van de geloofstraditie, maar daarin geworteld is. Juist de geloofstraditie schenkt Simeon vrede. In vrede kunnen leven in plaats van ontworteld en onzeker zijn zoals zovelen en in onvrede te leven is een groot goed. Is die vrede niet iets om jaloers op te worden, juist omdat onder andere hier te zien is dat in vrede leven met God een mens goed doet? Wat een weldaad, als je vrede gevonden hebt, met jezelf, met de dingen, met God. Wat een zegen als je dat diep ervaart! Tot die vrede kan het alleen komen als je net als de herders zo wijs bent om in dit kind meer dan een gewone baby te herkennen, zo wijs bent dat je in dit kind Gods kind ziet. Daartoe moet je net als Simeon wel een visie hebben op het leven, een hele bepaalde visie, die je dwarsdoor de moeilijkheden heen draagt, je juist als de stormen in het leven woeden kracht geeft. Simeon zoekt de kracht om verder te leven niet eigenwijs in zichzelf, maar bij God, in Gods huis, in een beproefde traditie waaruit zoveel anderen ook de eeuwen door kracht hebben geput. Simeon laat zich die troostrijke visie door niets en niemand ontnemen. Hij laat zich niets aanpraten, wat al gauw waan van de dag, een lege huls blijkt te zijn. Juist voor dat betrekkelijke, dat modieuze onzekere, staat Simeon NIET open, omdat hij het van de traditie van een leven met God verwacht. Vasthouden aan het pand dat je is toevertrouwd kan je halsstarrigheid noemen, maar een goede vorm van vasthoudendheid en trouw zijn waarschijnlijk betere benamingen.
Trouw aan de traditie, is dat niet DE deugd die wij in Nederland in de afgelopen veertig jaren hebben opgegeven? En nu zitten we met de gebakken peren, op allerlei terreinen. We zijn op drift geraakt. Tot in het stemhokje toe komen we niet verder dan protesteren vanuit een negatieve houding. We stemmen als kippen zonder kop, omdat de algehele stemming niet goed is. Simeon kent dat allemaal niet, want Simeon ervaart troost, juist doordat hij leeft bij het onderwijs van de Thora en vandaaruit lijnen doortrekt naar het heden, terwijl wij het onderwijs inclusief het geloofsonderricht hebben verwaarloosd. Kan het dan nog wel tot een dergelijke intense ervaring van troost als bij Simeon komen? Heb je daartoe niet juist grond onder de voeten nodig, tevredenheid, houvast in plaats van drijfzand? Wie anders kan je die vaste grond schenken dan God?
Simeon staat op de vaste grond van de traditie en beziet vandaaruit, net als mensen met ruggegraat als Luther en Bonhoeffer, hedendaagse ontwikkelingen kritisch, met een scherp analyserende blik. Simeon staat op een hecht fundament. Hij wil zich daardoor gedragen verder ontwikkelen. Daarom heeft Simeon ruggegraat, karakter. Simeon kent de onschatbare waarde van de dankbaarheid. Waar men die waarde niet meer kent en niet verder komt dan onbehagen en ontevredenheid staan waarden en normen onder druk, zijn gebrek aan beschaving en wispelturigheid helaas schering en inslag geworden, tot onze schade, tot onze schande. Simeon ziet daar geen heil in. Hij leeft liever tevreden bij het pand dat hem is toevertrouwd: God en ZIJN heil.
God als de dragende grond van ons bestaan; God als enige steun en toeverlaat. Hoe waardevol DAT is, daarvan is Simeon diep doordrongen. Vandaar deze specifieke levenshouding, leven met verwachting, je niet blindstaren op het heden, dat snel vervliegt, maar de moed van het geloof hebben om verder te kijken, naar wijder horizon. De dingen in Gods perspectief kunnen zien, dat schenkt Simeon troost, dat geeft hem ruggengraat. Die troost klinkt door in zijn lied. In vrede kan ik sterven, nu ik weet heb van het heil. Heeft een mens nog meer nodig dan dit ene, dat je leven tot een gezegend bestaan maakt? Laten we daar dan ook getroost bij leven, het van God verwachten! Amen.