10 december 2006 Tweede zondag van advent
ds. Alida Groeneveld
De aankondiging aan Maria lezingen:
Jesaja 2: 2-5
Lucas 1:26-38
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Vandaag zou ik wensen dat ik schilder, filmmaker of musicus was. Dan schilderde ik u in beelden, in een film, of met muziek de aankondiging aan Maria door de engel Gabriël. Dit verhaal dat zo vaak is afgebeeld op schilderijen, de eeuwen door. Dit verhaal dat met het ‘Ave Maria’ uit de muziek zo vaak vertolkt is.
Vanmorgen schilder ik met woorden – dat is mijn vak en mijn roeping, deze bijzondere geschiedenis van Maria. Maria’s verhaal is vanaf het begin verbonden met het verhaal van Elisabeth en Zacharias. We hoorden het hier in de kerk vorige week. Zacharias en Elisabeth zijn oud, en hun huwelijk is kinderloos gebleven. De engel Gabriël vertelt tijdens de tempeldienst aan Zacharias dat zijn vrouw een zoon zal baren. Zacharias vraagt zich af òf dat waar kan zijn, en vanaf dat moment tot aan de geboorte van het kind, kan hij niet spreken. Hij is letterlijk met stomheid geslagen.
Elisabeth is nu in haar 6e maand. De engel Gabriël heeft opnieuw een boodschap van God. Nu naar Nazareth, in Galilea, niet in de tempel, maar gewoon, ergens in de wereld. De geografische aanduiding is méér dan een bepaling van de coördinaten. Nazareth, een uithoek van het land, zeker niet het centrum van de macht. Geen Den Haag, maar wel Jorwerd. Eerder Timboektoe dan Washington.
In Nazareth woont een jong meisje, Maria is haar naam. En er wordt ons nóg meer over haar verteld. Ze is uitgehuwelijkt (volgens de NBV), vroeger was ze ‘verloofd’ of ‘ondertrouwd’ – maar deze begrippen zijn ‘uit’ geraakt. Haar aanstaande man is Jozef, een afstammeling van koning David, met het noemen van deze naam klinkt gelijk die hele koningsgeschiedenis van Israël mee.
Lucas schrijft Mariam. Dat klinkt als Mirjam, de zus van Mozes. Zo staat Marjam voor Israël, de bruid van God, geroepen om met Mirjam, Mozes’ zuster het lied van de vrijheid en de bevrijding te zingen en te dansen.
Ho, ho, niet zo snel. De engel Gabriël heeft zijn boodschap nog niet eens verteld.
‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je’ (Lc 1,28 NBV)
Dit meisje dat volgens de sociale verhoudingen van haar tijd geen enkel recht op zelfbeschikking heeft, juist zij wordt aangesproken door een engel, een boodschapper namens God. ‘Maria, jij die geen rechten hebt, de Heer is met je!’ De aanhef van de engel is een kunstig woordenspel van groeten – elkaar de genade toewensen, begenadigd zijn en de genade bij God gevonden hebben.
Maria schrikt – het is ondenkbaar dat een engel aan een meisje verschijnt, en ook nog in een uithoek van het land. Door zich af te vragen wat het allemaal te betekenen heeft, is er ruimte voor het vervolg.
Maria is een toonbeeld van de juiste respons, de passende houding, wat er aan genade van Godswege op een mens kan afkomen. Gods genade, de grond voor de vreugde van mensen.
Bijbelse genade <cheen> of om ’t om z’n Amsterdams te zeggen <gein> heeft een relationeel karakter, de houding waarmee de één zich naar de ander wendt. In de genade gaat om wederzijdse betrokkenheid. In de begroeting alleen al wordt Maria opgeroepen om actief de verbondspartner van God te zijn. Daarin is zij de eerste niet. Velen zijn haar al voorgegaan: Abraham, Rebekka, Mozes, en vele anderen.
“Luister Maria! Je zult zwanger worden, een zoon baren en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden, en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.” (Lc 1, 32-33)
De woorden van de engel Gabriël tuimelen als beelden over elkaar heen, er valt heel veel over te zeggen. Eén begrip licht ik er vanmorgen uit: ‘je moet hem Jezus noemen’. Letterlijk staat er zoveel als ‘en zal geroepen worden Jezus’
Zoals wij, en vele aanstaande ouders met ons – vermoed ik, een naam voor ons kind bedachten en dat hardop riepen om zo te oefenen, en om aan de naam te wennen.
“Zal geroepen worden Jezus” – een staande uitdrukking voor de naamgeving in Israel. Het gaat er om tot leven en tot je bestemming als mens geroepen te worden, de grondroep voor ieder schepsel.
Hoe precair en contrasterend is dan mijn Afrikaanse ervaring waar een kind een week of soms nog langer geen naam heeft, maar ‘vreemdeling’ of ‘gast’ genoemd wordt. In een situatie waar kindersterfte aan de orde van de dag is, is het té gevoelig de baby een naam en dus z’n bestemming en roeping te geven. God heeft de hele schepping geroepen om ons voor chaos en dood te bewaren. De stem van de Roepende blijft mensen aanspreken, en zo spreken mensen elkaar aan.
Het is de naam die klinkt straks bij de doop, het is de naam die klinkt als je gestorven bent en geschreven blijft in de palm van Gods hand. Het is de naam waarmee je geroepen bent om mens te zijn, je roepingsnaam.
Jezus zal hij geroepen worden, Jozua, de Heer redt, de Heer bevrijdt. Dat is het buitengewone van dit kind: deze mens die zo door Gods Geest leeft en Gods roeping beantwoordt, dat Gods handelen in en door Hem zichtbaar wordt. In dit geheim is Hij, Jozua, Gods Zoon.
Hoe zal dat geschieden? Vroeg Zacharias nog òf het kon wat de engel hem aanzegde, Maria vraagt naar het hoe. Hoe kan het allemaal, in haar situatie als verloofde, en gelet op haar jonge leeftijd? Ze gelooft de engel op zijn woord, maar is niet geheel en al naïef. Hoe kan het dan? Ze heeft immers geen gemeenschap met een man gehad? Een zinnige vraag in een cultuur waarin de vrouw per definitie als probleem van onvruchtbaarheid werd aangewezen. Dit kind zal háár kind zijn, resultaat van Gods liefde in plaats van vruchtbaarheid of potentie. Sorry heren, er komt vandaag geen man bij kijken. Het is deze God die armen verhoogt, die zoekt naar mensen die hun roeping verstaan, zijn woord ontvangen, en vlees willen laten worden, dat wil zeggen: concreet gestalte willen geven met handen en voeten.
De maagdelijkheid van Maria vestigt op een eigen manier de aandacht op God wiens initiatief de voor mensen onmogelijk obstakels verwijdert. God is machtig genoeg om te doen wat zelfs nog minder aannemelijk lijkt dan een geboorte van een kind uit de schoot van een oude vrouw. Als dát kan, denk aan Sara, dan kan Maria ook! Kortom, we horen hier een geloofsverhaal, en geen biologische verhandeling.
In de schilderkunst wordt het geheim van de bevruchting als volgt verbeeld: een lijntje van het zaad bereikt Maria vanuit de hemel in haar oor. Zij is ontvankelijk voor wat God doet en zegt, zij hoort.
Zoals het zo mooi klinkt in de vroegere vertalingen: ‘mij geschiede naar uw woord’. Dan hoeven we ook niet meer onder de rokken te kijken, en de hele geschiedenis zegt ook niets over de sexuele toekomst van Maria, dat ze maagd zou zijn gebleven.
Lucas maakt gebruik van het beeldende taalgebruik uit Genesis. De Geest van God zal Maria overschaduwen.Zoals God leven in de chaos schept, door het bij name te roepen, zoals alles leeft op zijn adem, zoals uit het niets een nieuw begin ontstaat. Wat geboren wordt uit de Geest, komt tot leven op gezag van het woord. Gods woord, hier door de engel Gabriel aan Maria overgebracht, is creatief. God doet, het gaat overschaduwend, en het blijft geheim wat het hoe en wat precies is. Maria is enerzijds passief ten opzichte van Gods initiatief, laten we eerlijk zijn, ze is ontzet, ze heeft er allemaal niet omgevraagd. Anderzijds is zij actief in de realisering van Gods bedoelingen, ze stelt zich open op. Ze kent haar geschiedenis en de geschiedenis van haar volk, waar God een toekomst opent over breuklijnen heen. Volgende week zingt Maria daarover.
‘Hier ben ik’, of zoals Lucas schrijft ‘mij geschiede naar uw woord’, ‘de Heer wil ik dienen’ (Lc 1,38 diverse vertalingen) ‘Hier ben ik’ is het enige antwoord dat je kunt geven op de roeping door God.
Abraham en Maria komen door deze roep van God in beweging, ook Maria staat in die kenmerkende geschiedenis van bijbelse verhalen van het ‘op weg gaan’.
Maria’s overgave heeft niets met slaafs wegcijferen te maken. Zo is Maria vaak afgeschilderd en in haar kielzog gold het voor veel vrouwen. De roeping van God brengt geen zoete broodjes, Abraham werd en bleef een vreemdeling, zijn lange leven lang. De roeping van Godswege, woorden van overgave, brengen onrust te weeg, ook in ons eigen leven, tot op de dag van vandaag.
Onrust is niet hetzelfde als chaos. Uit de chaos zijn we weggeroepen, geroepen door God die genadig naar ons blijft omziet. Die God die ons uitdaagt visioenen waar te maken.
In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, amen.