29 september 2006; rouwdienst Nico Dalmulder
ds. Wim Lamfers
Liturgie voor de rouwdienst ter nagedachtenis aan Nicolaas Dalmulder op vrijdag 29 september 2006 in
de Grote of Laurenskerk te Weesp. Voorganger is: dr. W.J. Lamfers. Christine Kamp bespeelt het Bätz-orgel en de piano. Ineke van de Pol, de voorzitter van de kerkeraad, is ouderling van dienst.
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Vóór de dienst klinkt:
Praeludium in G dur – Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847)
Gebet en Pastorale uit Zehn Charakterstücke (opus 36): – Richard Bartmuss (1859-1910)
Tijdens het binnendragen van de kist klinkt:
Praeludium in C dur uit het ‘Wohltemperiertes Klavier’ – Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Votum en groet
Wij zingen Gezang 466
Arthur neemt afscheid van zijn vader
Berend Thiescheffer herdenkt zijn medebestuurslid Nico Dalmulder
Wij luisteren naar: Only Time – Enya
Wij willen samen bidden
Verbijsterd zijn we, God, uit het lood geslagen.
Verdwaasd, verward lopen we rond als een zombie. Dat dat zomaar met een mens kan gebeuren, met een mens die je lief is. Dat een leven zomaar opeens voorbij kan zijn, we kunnen het niet plaatsen. We konden het amper geloven, toen we het hoorden. Verdriet slaat zulke diepe wonden. Het doet zo’n pijn. Het is zo zinloos.
Nu zijn we al weer een paar dagen verder. De harde feiten zijn langzaam maar zeker tot ons doorgedrongen. En nu zijn we hier, in Uw huis, waar we zo vaak samen kwamen, samengekomen om afscheid van Nico te nemen, voor Uw aangezicht, in het licht van Uw aanwezigheid in ons bestaan, om bij elkaar te schuilen, om elkaar te ondersteunen, op die vertrouwde plek, waar we troost zoeken. Troost, omdat onze vragen, onze zorgen, ons verdriet niet uit te houden zijn, zoveel met ons doen; te veel; onverdraaglijk veel.
Neem ons bij de hand, spreek tot ons hart, schenk ons troost, want zonder troost kunnen we niet verder.
O God, sta ons bij. Amen.
Wij lezen uit het Psalter: Psalm 121 (uit NBG lezen)
Orgelspel: Jesu, joy of man’s desiring – Johann Sebastian Bach
Wij luisteren staande naar het heilig Evangelie: Matteüs 22 : 36-39 (uit NBV lezen)
Wij zingen Gezang 170:1 en 2
Opnieuw zien wij alleen maar bergen problemen om ons heen. Opnieuw staan we onderaan de berg; net als vier jaar geleden. Wie had dat kunnen denken? Zo snel, zo afschuwelijk snel.
Opnieuw terug bij af, terwijl jullie samen zo goed op weg waren.
Zonder jou, Gerda, was Nico nooit over die berg van verdriet heen gekomen. Hij had je zo nodig. En jij had hem zo nodig… En nu dit…. dit wrede gebeuren.
Een colletje meer, een probleem extra, daar draaide Nico zijn hand niet voor om. Dat lossen we gewoon op. Gewoon doorkarren. Doorzetten, een kolfje naar zijn hand. Maar die col van de zoveelste kategorie was hem te hoog. Dat onbekende terrein van verdriet en vragen was hem te veel. Terwijl hij zoveel werk aankon, was het verdriet om Richard hem te veel.
Je kon er jarenlang de klok op gelijk zetten. Om vijf voor acht fietste Nico de brug bij het Grote Plein op, op weg naar zijn zoveelste vergadering. Maar opeens ging het niet meer, was Nico uit zijn vertrouwde ritme. Pijnlijk stuitte de harde werker met zijn onuitputtelijke energie opeens op zijn grenzen. Met tranen in je ogen zag je hoe het verdriet hem tekende, hoe hij zich moest verbijten, hoe hij vocht met zichzelf en met zijn God.
Opgelucht zag je een paar jaar later dat Elise hem opvrolijkte, hem mateloos boeide. Wie had dat tien jaar geleden kunnen denken, dat die nuchtere, zakelijke, soms harde Nico zo gevoelig kon zijn, zo vertederd?
‘Ach, da’s iets voor vrouwen’, zou hij vroeger gezegd hebben. Maar nu besefte hij zelf wat een kind met je doet. Nico werd milder. Nico was vader, en besefte opeens hoe diep dat zit. Dat is met de jongens Luik-Bastenaken–Luik fietsen, maar werd later zoveel meer. Nico werd opa. Heerlijk bemoederen; Nico genoot. Wie had dat ooit gedacht?
Die berg van verdriet werd niet minder hoog, maar het ruwe, verraderlijke terrein werd wel anders. Je kon het zelfs enigszins overzien. Je kon zelfs weer blij zijn, genieten Tot afgelopen zondag.
Opeens is die berg er weer. Opeens is alles anders geworden, ben je nergens meer. Wat is een mens toch kwetsbaar! De onrust giert door je lijf. Waar moet je het zoeken? Waar kom je enigszins tot rust? Want dit is niet vol te houden. Weer dat enorme verdriet. Moet je daarvoor oud worden, om dat mee te moeten maken?
Wat moet je beginnen zonder die betrouwbare rots in de branding, die altijd wel een oplossing wist, die alles regelde, die tot vier jaar geleden altijd overeind bleef, terwijl anderen het niet meer aankonden?
Waar moet je heen met je verdriet, je zorgen, je hartepijn?
Temidden van alle onrust blijft dat ene rustpunt overeind, als een berg: …God. Vanaf de berg Sinai komt Hij ons te hulp. In de diepte vangt Hij ons op. Soms moeten we hoog reiken. Die God, die nu zo raadselachtig voor ons is, als steunpunt, als schuilplaats, als vaste burcht. Dat was Hij de afgelopen moeilijke jaren voor ons. Dat is Hij ook nu voor ons. God, duister, maar onmisbaar, want onrustig is ons hart totdat het tot rust komt bij U. Uiteindelijk is er geen ander rustpunt, ondanks de troost van de muziek. God neemt ons bij de hand en sleept ons ook door dit diepe dal heen. Ja natuurlijk, moeizaam, niet zonder pijn, o nee. Maar we zullen er doorheen komen, met Gods hulp. God, die rots in de branding, houdt ook ons overeind, hoewel er wel heel veel op ons af komt, hoewel er wel heel veel van ons wordt gevergd. Onmenselijk veel. Maar Hij zal niet toelaten dat wij wankelen. Hij heeft geen rust zolang wij onder onrust en verdriet lijden.
Vanaf de berg Sinai gaf God ons zijn gebod. Dat gebod je naaste lief te hebben betekende voor Nico dat je je dient in te zetten voor de samenleving. Geloven is niet alleen op zondagochtend samenkomen in de Grote kerk, maar vooral ook iets doen voor je medemens. Alleen een samenleving waarvoor iedereen zich inzet is een leefbare samenleving. Daar was Nico diep van doordrongen. Je inzetten voor anderen, samen optrekken met anderen: samen fietsen, koken, schaken; van alles met elkaar bespreken; SAMEN mens zijn, omdat dat Gods bedoeling is, samen van Weesp iets moois maken.
Waar de naastenliefde ontbreekt, waar men niet omziet naar elkaar, wordt het leven zo kil en eenzaam. Ik hoop, Gerda, dat al die mensen die hier nu zijn, om je heen BLIJVEN staan, juist als het stil in je leven wordt, juist als het verdriet op je inbeukt. Juist dan heb je een luisterend oor nodig. Daartoe heeft God ons zijn gebod gegeven, omdat Hij weet dat eenzaamheid zo’n kwelling kan zijn. Juist DAN moeten we uit Gods gebod leven, er zijn voor de ander, als het leven van die ander door een diep dal gaat, door diepe duisternis. Juist dan is medemens zijn voor een ander zo waardevol.
De Heer zal U bewaren, maar niet zonder hulp van mensen die weten wat een mens nodig heeft. Mensen die de levenskunst verstaan medemens te zijn. Medemensen die heel tactisch, op het juiste moment hulp weten te bieden. Het luistert zo nauw in het leven, juist rond verdriet. God legt zijn oor te luisteren en legt ons daarom zijn gebod na aan het hart, omdat Hij weet wat een mens nodig heeft.
God, die nu zo ver weg lijkt, komt langzaam maar zeker naderbij, om ons te ondersteunen, om ons op te vangen in onze radeloosheid en in onze machteloze woede. Want die woede giert door ons heen. Waarom dit? Waarom nu al? Je blijft het je afvragen, terwijl je tegelijkertijd beseft niets verder te komen dan die kwellende vraag, die je niet loslaat. Klinkt die vraag niet juist dan het scherpst, het pijnlijkst, als je iemand die je nog zo nodig had te vroeg kwijtraakt? De vraag naar het waarom als uiting van diepe verbondenheid, van diep verdriet over wat er gebeurd is, maar ook van grote zorgen over wat er nog komen kan. In de vraag naar het waarom uit zich de tragiek van de mens. Zo veel kunnen, maar als het er op aan komt zo weinig kunnen, zo machteloos zijn, uitgerekend in intermenselijke verhoudingen. Je zou zo graag; maar je kunt zo weinig, ja je kunt zelfs niets doen. Wat is een mens, als het er op aan komt?
Er zijn voor elkaar, schuilen bij elkaar, troost zoeken bij elkaar en bij God, omdat je zonder dat alles vastloopt.
De Heer zal U bewaren. Dat jullie dat mogen ervaren, dat hopen we.
Omdat God ons wil bewaren, is Hij er ook over die raadselachtige grens van leven en dood heen voor ons, is er meer dan een graf. Die pijnlijke plek, hoe vaak ben je er al geweest in de afgelopen jaren? Hoe vaak zal je er nog komen? Meer dan de dood is hier, omdat de Levende ons vasthoudt in de dood, tot in eeuwigheid. Geborgen bij God. Opgevangen door God. Zo kunnen we toch verder, hoe moeizaam dat ook is. Dankbaar voor alle mooie herinneringen. Met pijn in ons hart. En daar tussendoor geweven: de Heer zal U bewaren.
Razend ingewikkeld, maar toch een hele berg vertrouwen. Verloren in het leven staan, maar toch hulp, God zij dank. Amen.
Wij luisteren naar One Day I’ll Fly Away van Randy Crawford uitgevoerd op piano
Wij zingen: Gezang 409. Een lied dat in een moeilijke tijd in Tsjechië is ontstaan. Die moeilijkheden worden er dan ook in verwoord. Maar tegelijkertijd is het geen somber lied. Hij moge ons behoeden, elkander toegewijd. Hij redt uit alle nood. Een prachtig lied; een lied vol Godsvertrouwen.
Onze gebeden wisselen wij af met het zingen van het ‘Luister Heer, ontferm U over ons’ (DB, 648 nr. 85)
God, U weet hoe verdrietig wij zijn. U kent onze pijn. Maar U weet ook hoe dankbaar wij zijn voor het leven van Nico, voor alles wat hij voor ons en onze gemeenschap heeft gedaan, voor wie hij voor ons was.
Wij danken U dat hij genoten heeft van het leven: van zijn gezin, van zijn werk, van de sport.
Wij danken U voor het vele dat hij ons heeft gegeven, ten diepste namens U.
En nu bidden wij U: zorg goed voor hem, nu wij dat niet langer kunnen.
Daartoe bidden wij: LUISTER HEER, ONTFERM U OVER ONS.
Wees met ons in onze verlatenheid. Dat wij elkaar vasthouden. Dat wij troost vinden, voldoende kracht om verder te gaan. Dat wij geborgenheid ervaren; een veilig plekje om verdrietig te kunnen zijn, woedend te kunnen zijn, jezelf te kunnen zijn. Een veilig plekje bij elkaar, een veilig plekje bij U.
Daartoe bidden wij: LUISTER HEER, ONTFERM U OVER ONS.
Wees met allen die hetzelfde meemaken als wij. Net als wij door de diepte gaan. Dat ook zij er doorheen komen, niet vast blijven zitten in het verdriet, maar verder komen, aan Uw hand.
Wij bidden U voor alle oude mensen, voor wie het leven toch al zo moeizaam is, en die dan ook nog een kind verliezen. Zij zouden zo graag zelf hun leven hebben willen geven voor het leven van dat kind. Hoe kom je hier ooit overheen? Wees hun tot troost.
Daartoe bidden wij: LUISTER HEER, ONTFERM U OVER ONS.
Wij danken U voor al die mensen die er op het juiste moment en op de juiste wijze voor ons zijn, om ons op te vangen, om ons verder te helpen, om ons tot troost te zijn. Zoveel gouden mensen, het doet je zo goed. Wat zou je zonder hen zijn? Wij bidden U, dat zij blijven komen.
U weet wat er door ons heengaat in deze dagen. Luister naar wat wij U in stilte willen toevertrouwen.
Daartoe bidden wij: LUISTER HEER, ONTFERM U OVER ONS.
Moge God onze gebeden verhoren, om Jezus wil. Amen.
Wij zingen Gezang 392:1 en 3
Gedragen door Gods zegen gaan wij naar het kerkhof
Terwijl Nico wordt uitgedragen klinkt: Praeludium en fuga in Es dur – Johann Sebastian Bach (BWV 552)