3 december 2006 Eerste zondag van advent
ds. Dick Pruiksma
Jesaja 40; Lucas 1 : 5-25 GLK, 10.00 uur
Gemeente van de Heer,
Weken lang hebben wij sinds de zomer gelezen uit de verhalen van de aartsvaders en de aartsmoeders. We hebben gehoord van Jakob en Esau, van Izaäk en Rebekka. En wanneer we ons ook nog de verhalen over de éérste aartsvader en de éérste aartsmoeder herinneren, de verhalen over Abraham en Sara, dan het lijkt alsof er met het begin van dit nieuwe kerkelijke jaar maar weinig is veranderd. Want opnieuw ontmoeten wij een al wat ouder geworden echtpaar. Een man en een vrouw die vroom en oprecht leven. Maar ook hun huwelijk is zonder kinderen gebleven omdat de vrouw onvruchtbaar is. We hebben deze twee mensen natuurlijk al eens eerder ontmoeten. Alleen heten zij deze keer heten niet Abraham en Sara maar Zacharias en Elisabeth. Het lijkt alsof er niets veranderd is. En dat is dan ook precies de bedoeling van Lucas de evangelist. Zie je wel, zegt hij, het is nog steeds hetzelfde verhaal. Het is een vervolgverhaal dat ik vertel. En zorgvuldig zal hij ons in de kómende weken laten zien hoezeer de geboorte van Jezus is in-gewikkeld in de geschiedenis van de aartsvaders en aartsmoeders van Israël. En niet die alleen van Jezus. Ook bij de geboorte van Johannes de Doper laat Lucas ons zien hoezeer de God van Abraham, Izaäk en Jakob nog steeds zijn volk niet is vergeten.
Overal komen we in dit eerste hoofdstuk van Lucas Abraham en Sara tegen. Zoals van hén geschreven staat dat zij optrokken vanuit Ur der Chaldeeën naar het land van belofte, zo staat er letterlijk van Zacharias en Elisabeth dat ook zij voorttrokken in alle geboden en rechtmatigheden van de Heer. Het zijn niet de kleinburgerlijke pietjes precies, die sulletjes sijbel, die onze vertaling van hen maakt. Dat zij zich strikt hielden aan alle geboden en wetten van God. Dat zullen ze vast en zeker hebben gedaan. Maar ze gingen er in vóórt. Voor hen waren de geboden en de rechtmatigheden van God de enige mógelijkheid om vóórt te gaan op hun levensweg. Ondanks al hun verdriet omdat ze kinderloos waren gebleven. Elisabeth, mijn lieve vrouw, we zijn ouder aan het worden. Maar wat kunnen we doen ánders dan dat we voortgaan in alle geboden en rechtmatigheden van onze God. En kinderloosheid was in die dagen geen médisch probleem, hoor. Kinderloosheid betekende in die tijd dat Gód kennelijk niet naar je omzag. Dat Hij weg is, dat Hij met zijn rug naar je toestaat. Maar ook al gaan we door dalen van verdriet en schaamte, mijn lieve Zacharias, we zullen blíjven voortgaan in alle geboden en rechtmatigheden van God. Twee ouder geworden mensen. Het leven verstilt langzaam tot eenvoud. Je hoeft niet veel meer te verwachten. Daar ben je al te oud voor. Ja, soms denk je zelfs dat Gód aan jou voorbij ziet. Dat Híj jou niet meer ziet staan. Ook al is jouw naam Zacharias, God gedenkt. En ook al is jouw naam Elisabeth: God heeft gezworen. Maar wat valt er anders te doen, mensen, dan dat wij vóórt gaan en leven in alle rechtmatigheden van God. Het lijkt alsof er niets is veranderd. Abraham en Sara, Zacharias en Elisabeth, zij gingen hun weg. Maar soms zo uitzichtloos.
En dan is er opeen een hoogtepunt. Het is de dag dat Zacharias in de tempel dienst moet doen. Zijn priesterafdeling is volgens rooster aan de beurt. Een groep priesters genoemd naar Abia, een afstammeling van Aäron, die in de dagen van Koning David was aangewezen om de achtste van in totaal 24 priesterafdelingen te vormen. Elke afdeling deed één week dienst en was dus per jaar ongeveer twee keer aan de beurt. Nu waren er per afdeling meer priesters dan er in een week nodig waren en dus wees men door het lot aan wie het heiligdom mocht binnengaan. Maar het lot werd niet gezien als willekeur. Kruis of munt. Nee, men geloofde dat Gód sprak door het lot. Laten we ons dan de intimiteit van dat gebeuren voorstellen. Jij wordt van boven af aangewezen om op dat ene moment van alle mensen en van heel het volk het dichtst bij God te zijn. Het zal waarschijnlijk de enige keer zijn dat dit gebeurt. Want voortaan ben jij van loting uitgesloten. Het is een absoluut spiritueel toppunt in het leven van Zacharias. In het heilige legt hij het reukwerk op het altaar. Buiten wacht het volk en iedereen bidt. Op cruciale momenten in het Lucasevangelie wordt gebeden. In de stilte op de berg of in de hof van Gethsemane en zeker hier in de tempel. We kunnen zelfs vermoeden wát er gebeden werd. In de Targum, deel van de joodse traditie, vinden we een tekst: Moge de God van de barmhartigheid in het heiligdom komen en met welgevallen het offer van zijn volk aannemen. Wij wachten op de God van de barmhartigheid. Dat Hij ons in zijn barmhartigheid aanneemt. Dat Hij ons leven als een offer aanvaardt en ons zijn barmhartigheid schenkt. Dat is het gebed.
Maar dan gebeurt het. Want stel je voor dat ons gebed wordt verhoord. Wat doen we dan? Opeens staat daar naast het altaar Gabriël, de gabber, de vriend van God. Eén van die krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. Vanaf nu zullen jullie Zacharias en Elisabeth inderdaad deel uitmaken van die weg van barmhartigheid die God met mensen wil gaan. Want God heeft jullie zijn barmhartigheid geschonken. God is genadig. Daarom zal je zoon Johannes heten. God is genadig. Let wel, de engel Gabriël rept op geen enkele wijze over Jezus en over alles wat er nog staat te gebeuren. Dit alleen is al voldoende. Meer dan voldoende antwoord op ons bidden. Dat God barmhartig en genadig is. En dat Johannes als een nieuwe Elia voor het volk zal uitgaan en mensen tot elkaar zal brengen en rechtvaardigheid zal heersen omdat iedereen zich tot rechtvaardigheid bekéért. En jij, Zacharias en jij, Elisabeth, jullie zijn déél van dát verhaal. Daarvoor wil God je gebruiken. Hij heeft jullie verdriet gezien. Hij vangt jullie tranen op. Want Hij is barmhartig en genadig, lankmoedig en groot aan goedertierenheid.
Maar wat valt onze goede Zacharias op dat hoogste hoogtepunt ontzettend door de mand. Je kunt het toch niet anders zeggen? Ja, eh, tsja, God, dat is nou toch ook wat. Eh wat eh wat moet ik hierop zeggen. Eh, ja daar moet ik toch eigenlijk even over nadenken. Ja, stel je voor zeg. Dat het je zo maar wordt aangeboden. Dat God barmhartig is en genadig. Op het spirituele hoogtepunt van je leven kóm je tot de ontdekking dat God barmhartig en genadig is.Dat Hij jullie verdriet en wanhoop en schaamte heeft gezien, Zacharias. En dat Hij niet voor jullie verdriet wegloopt maar dat Hij jullie tranen ként en jullie níet laat vallen. Integendeel. Want Hij is barmhartig en genadig. En zijn verhaal, ooit heel lang geleden beginnen met Abraham en Sara, Izaäk en Jakob, Hij nodigt jou uit om daar een deel van te zijn. Om je handen open te houden en genade op genade te ontvangen. Zelfs een betrouwbare en rechtvaardige priester als Zacharias komt dan niet verder dan: eh enne tsja. Maar hoe zal ik dat dan weten, God?
Ach, wat lijkt die man toch sprekend op ons. Of wij op hem. Tegensputterend, vaak een beetje bang. Gaat er dan niet teveel veranderen, God. Zou u het alstublieft met mij een beetje rustig aan willen doen? Natuurlijk we zijn met het verhaal van Zacharias en Elisabeth weer helemaal terug bij Abraham en Sara. Ook Abraham had zijn momenten waarop hij bijna de hoop verloor. Here, Here, hoe zal ik weten dat dit land mij geschonken zal worden. Genesis 15 : 8. Ook hij vroeg om een teken. En Sara heeft zich ooit gierend van het lachen in haar tent terug getrokken. Ach, Zacharias, wat zullen wij het jou kwalijk nemen dat jij even met stomheid bent geslagen. Maar ben je dan echt vergeten, Zacharias, hoe die geschiedenis van Abraham is verlopen? Dat het volk is geworden talrijk als de sterren aan de hemel en als het zand langs de zee? Zie je dan niet dat God zich al barmhartig hééft getoond. Dat jij deel bent van dát vervólgverhaal.
Nee, we nemen onze oude priester niets kwalijk. Hoe vaak zijn wij niet met stomheid geslagen? Hoe vaak niet heeft óns verdriet en uitzichtloosheid óns niet woordeloos gemaakt. Nee, Zacharias we nemen het jou niet kwalijk. God zou nog vandaag over de Nieuwstraat kunnen lopen en we zouden Hem misschien niet eens herkennen. Omdat onze blik naar beneden is gericht en onze ogen vol tranen. En ook die dagen zijn deel van het leven van mensen. Natuurlijk. Maar vergeet nooit dat jij deel bent van een verhaal dat al eeuwen geleden is begonnen. God is al begonnen. Voor voor onze wanhoop uit is God al begonnen ons gebed te verhoren dat Hij ons zijn barmhartigheid schenkt. God is al begonnen ons aan te raken met zijn licht opdat ook wij vóórt kunnen gaan in al zijn rechtmatigheden. God is begonnen al zo lang geleden. En zouden wij dat niet weten?
Nou, Zacharias wel. Er is altijd een nieuwe kans. Want straks wanneer hij zijn lofzang zingt, dan herhaalt hij het gebed dat het volk op het tempelplein bad toen hij zelf in het heilige het offer bracht. Dat gebed tot de God van barmhartigheid. Dan zingt Zacharias een lofzang op Gods barmhartigheid: God heeft zich barmhartig getoond jegens onze voorouders, zingt hij. Hé, hoor je dat? Hij herinnert zich natuurlijk dan weer het hele verhaal. Hij zingt: zoals God zijn eed gezworen heeft aan Abraham. Zo zingt Zacharias zijn lied. Ik citeer hem uit de nieuwe bijbelvertaling:
Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God
zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan
en het zal verschijnen aan allen die in duisternis leven
en die verkeren in de schaduw van de dood,
zodat we onze voeten kunnen zetten
op de weg van de vrede.
Amen.