Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

22 oktober 2006 – REBEKKA, de nieuwe aartsmoeder

ds. Alida Groeneveld

Schriftlezingen:

Genesis 24

Marcus 10:32-45

 

 

We maken vanmorgen in onze serie over de aartsvaders en aartsmoeders de overgang naar de tweede generatie. Abraham is oud, stokoud, Sara is inmiddels gestorven, Izaak als enige zoon is de mens in wie de geschiedenis van roeping, belofte en zegen, en verbondenheid met de Eeuwige verder zal gaan. Als Abraham overleden is, wat zal Izaak dan eenzaam zijn. Zal hij zich kunnen redden? Het is niet eenvoudig om in je eentje te leven. Het is niet eenvoudig om in je eentje te geloven, – in een omgeving waar mensen wonen die heel anders zijn dan jij bent. Het is onmogelijk om in je eentje vader te worden.

 

Izaak heeft een vrouw nodig, dat is wat Abraham voor zijn zoon bedacht heeft. Zelf heeft Izaak er kennelijk geen behoefte aan, of zijn hoofd staat er niet naar, zo na het verlijden van zijn moeder. Izaak neemt in ieder geval geen enkel initiatief. Abraham geeft zijn voornaamste knecht, Eliezer, de opdracht om de weg terug te gaan, terug naar de land waar hij, Abraham, vandaan gekomen is, terug naar de familie die hij verlaten heeft – zijn vader Terach achterliet – toen hij verder trok naar het land van belofte. Dáár, in de vertrouwdheid van de familiekring zal Eliezer een vrouw voor Izaak moeten zoeken. Abraham hoopt van ganser harte dat er een vrouw is die dezelfde weg, uit haar land, weg van haar familie wil gaan, zoals hij samen met Sara die weg ook gegaan is. Een nieuwe aartsmoeder dus, die oog heeft voor de mensen om haar heen, die méér doet dan het gebruikelijke.

 

Het is geen geringe opdracht waarmee Eliezer op weg wordt gestuurd. Wat moet hij doen, als hij er niet in slaagt? Dat Abraham destijds zich losgemaakt heeft van zijn familie om naar Kanaan te trekken, dat is nogal wat, maar of deze roeping van God nu ook voor een ander geldt? En zouden mannen hierin anders kunnen zijn dan vrouwen?

Moet, in het uiterste geval, als het ècht niet lukt, Izaak dan maar weer terug in de schoot van de familie? Niets leven in Kanaan, land van belofte maar gewoon terug naar Haran,

terug naar de familie, en gewoon over tot de orde van de dag? En doen alsof die rare en merkwaardige geschiedenis van roeping en belofte en zegen niet heeft plaats gevonden?

 

Abraham verzet zich tegen dit voorstel van Eliezer. Dat nooit! Dan zou de hele geschiedenis van Abraham teniet gedaan worden. Hij verzekert zijn knecht dat als God hem deze weg gebaand heeft, hem – Abraham – geroepen heeft, ook nu een engel voor Eliezer uit zal sturen.

“Eliezer, je hoeft je echt geen zorgen te maken. Mocht nu blijken dat er geen vrouw te vinden is die mee wil, dan ben je van je plicht en je eed ontslagen. Maar Izaak gaat onder geen beding terug!”

 

Zo gaat Eliezer, uitgerust met kamelen en vele kostbaarheden, op weg naar Haran.

 

Als de geschiedenis van de zoektocht van een vrouw voor Izaak in 2006 zou afspelen,

zou het allemaal heel wat ingewikkelder verlopen. Ons land kent allerlei regelingen waardoor het steeds moeilijker geworden is om uit je land van herkomst een bruid of bruidegom te halen. Onze realiteit staat in schril contrast met wat Abraham voor ogen staat. Hij en de zijnen zijn vreemdelingen in het land van belofte en dat moet ook nog maar even zo blijven. Het is Abraham juist te doen om de eigen eigenheid en identiteit niet op te geven, vooral niet te mengen en niet in te burgeren. En dat allemaal culminerend in het zoeken van een bruid uit de kring van verwanten.

 

De engel, de bode van de Heer, treedt niet letterlijk op in deze geschiedenis, maar manifesteert zich in de gebeurtenissen die zich voltrekken bij de bron, volgens het gebed dat de knecht uitspreekt. Mooi, snel en bereidwillig is het meisje dat voor Eliezer en voor zijn kamelen water put. Een flinke klus, als je bedenkt dat een kameel zo’n 120 liter weg kan drinken, en de karavaan van Eliezer omvatte tien kamelen. Hierin laat Rebekka zien dat zij meer doet dan het nodige.

 

De knecht herinnert zich het bericht aan Abraham over de gezinsuitbreidingen in Haran, als Rebekka zegt: “ik ben de dochter van Betuel, de zoon van Milka, die zij gebaard heeft aan Nachor.” Dat klinkt wat ingewikkeld, maar kort gezegd komt het hierop neer: het meisje is de kleindochter van Abrahams’ broer Nachor, oftewel ze is een achternicht van Abraham.

 

Eliezer, helemaal verrukt van dit meisje en ook dat zijn missie lijkt te gaan slagen, overlaadt haar met geschenken: een neuspiercing en twee zware gouden armbanden. Tja wat moet je dan thuis vertellen? Broer Laban is er als de kippen bij om deze rijke huwelijkskandidaat bij de bron op te sporen, als hij de schatten ziet waarmee zijn zus thuis komt. Het wordt wel duidelijk dat broer Laban in huis de scepter zwaait, vader Bethuel lijkt uitgespeeld te zijn. Zo leren we Laban alvast een beetje kennen.

 

Als Eliezer gastvrij aan de maaltijd wordt genodigd, wil hij zijn missie voltooien alvorens te gaan eten. Hij vertelt van de rijke zegen die Abraham, zijn meester, heeft ontvangen van de Eeuwige zelf. En over de rol die God heeft gespeeld om de vrouw voor Izaak te vinden. Eliezer vertelt minutieus na hoe de hele geschiedenis, tot en met het gebeuren bij de bron, verlopen is,  om te eindigen met de vraag of dit meisje daadwerkelijk de vrouw voor Izaak zal zijn. Broer Laban, en ook vader Bethuel erkennen dat van de Eeuwige dit woord is uitgegaan. Zijn Woord geschiedt.

“Neem haar en ga!”

 

Oei, dit is onverbloemd uithuwelijken, passend in de tradities en cultuur van toen, maar iets waar wij westerlingen, en vrouwen in het bijzonder, absoluut niets van willen weten.

Maar daarmee zijn we er nog niet. Het gaat om nóg iets anders! De vraag was of er een vrouw bereid zou zijn om achter de knecht Eliezer aan de weg van Abraham en Sara te gaan. Nu hebben haar broer en haar vader hun toestemming gegeven. Onze verhalenverteller van Genesis lost de kwestie mooi op. Eliezer wil snel terug naar zijn meester Abraham. Met dit mooie resultaat wil hij wel thuiskomen! Haar broer Laban, en Rebekka’s moeder willen haar graag nog anderhalve week bij zich houden, zij zullen Rebekka immers nooit meer terug zien. Ze vragen het aan Rebekka zelf, zoals Eliezer voorstelt met een beroep op God. Rebekka antwoordt: “Ja, ik wil gaan.”  Daadkrachtig, energiek en diplomatiek treedt Rebekka hier op. Ze is volledig bereid om te gaan, uit haar vertrouwde wereld, uit haar moederhuis. Ze gaat met de zegen van haar verwanten die haar toebidden dat zij de moeder van een groot en sterk volk worden zal. Het is Rebekka, en niet Izaak, die tijdens haar tweelingzwangerschap de profetie krijgt dat de jongste zoon, Jakob, de lijn voortzet. “Ja, ik wil gaan.” Rebekka met een doortastendheid waarop nog wel iets valt aan te merken, neemt zij haar plaats in in deze geschiedenis. Maar dat komt volgende week.

 

De karavaan is nog niet aan de grens aangekomen of daar is Izaak. Hij loopt, in al zijn somberheid, in het veld, bij het vallen van de avond. Eenzame jongen, moet hij in zijn eentje leven? Hoe kan hij de gezegende zoon zijn zonder een volk? Hij ziet de kamelen in de verte naderen…. Rebekka ziet in de verte een jongeman alleen in het veld. Ze vraagt Eliezer wie hij is.

“Dat is Izaak, mijn heer..”

Rebekka verhult zich met haar sluier en even later leidt Izaak haar naar de tent van Sara, zijn moeder. Dan vindt het huwelijk plaats. Meer nog dan deze zakelijke opmerking, zijn de woorden ‘hij kreeg haar lief’. Izaak liet zich troosten, de tranen worden van zijn ogen afgewist. In de tent van Sara wordt liefde opgewekt en bewaard.

Die Rebekka, Rebekka antwoordt met de precies dezelfde woorden als waarmee Abraham geroepen is. Rebekka gaat de weg van Abraham. Weg uit je land, weg uit je verwantschap, weg uit je familie, een sprong in het diepe, naar een onbekend land,

naar een onbekende toekomst.

 

De trits van aartsvaders Abraham, Izaak en Jakob, zou ik dan ook willen veranderen in Abraham, Rebekka en Jakob. Rebekka die opvalt door haar toewijding, haar actieve optreden, die sterke vrouw. Rebekka van de 2e generatie, zoals Abraham de 1e generatie is. Mannen en vrouwen die beiden deze weg van God gaan, ze hebben een stem gehoord, ze hebben iets gezien, te klein soms om werkelijk op te vallen. Zij zijn het die vasthouden aan de belofte van een goede toekomst van vrede en recht, voor henzelf, en voor alle geslachten op de aarde. Dat visioen is er nog steeds, nog tot op de dag van vandaag.

 

Amen