Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

19 november 2006 Afscheid kerkcentrum Hogewey

ds. Dick Pruiksma

Psalm 107                                         `                                                                KCH 16.00 uur

Gemeente van de Heer,

Wanneer wij vanmiddag kerkcentrum Hogewey voor de eredienst buiten gebruik stellen, dan doen we dat met de nodige weemoed in het hart. Want als Gereformeerd smaldeel in de Protestantse Gemeente te Weesp en Driemond hebben we onder dit dak toch het nodige beleefd aan vreugdevolle en ook verdrietige momenten. Ieder van ons zal daar eigen herinneringen over hebben. De doop van kinderen, een feest dat we voluit vierden. De avondmaalvieringen in diverse opstellingen en op verschillende manieren. De projecten voor de kinderdienst waarmee we hier zijn begonnen. Net zoals met de viering van de Goede Week. Wanneer we, jaren lang ook met de cantorij, vanaf witte donderdag via goede vrijdag en de paaswake uiteindelijk pasen vierden. En dan was het uitbundig Pasen. Mensen zijn in dit gebouw getrouwd, ambtsdragers zijn hier bevestigd en we hebben heel veel geliefde doden vanuit dit kerkcentrum begraven. Het is geen wonder dat er, wanneer we vandaag afscheid nemen van kerkcentrum Hogewey, bij velen sprake is van zeer gemengde gevoelens.

Tegelijkertijd weten we ook dat het gebeuren van deze middag niet uniek is. In onze Protestantse gemeente maakten we het eerder dit jaar mee met de buiten gebruikstelling van de Maarten Lutherkerk. En veel van de van oorsprong Gereformeerden onder ons herinneren zich nog levendig de discussies die in 1988 vooraf gingen aan de verkoop van de Hoogstraatkerk. Hoe toen, net als nu, in herinnering werd geroepen hoezeer gemeenteleden zich hebben ingezet om het kerkgebouw mogelijk te maken. Terwijl het nu opnieuw zover is dat een kerkgebouw, nu dan dit kerkcentrum, moet worden afgestoten. En opnieuw brengen we ons dankbaar te binnen het vele, vele werk dat is gedaan. Niet alleen om dit gebouw twee jaar na de grote brand van Weesp te stichten in 1970. Maar zeker ook om het te onderhouden al die jaren dat het ons daarna tot kerkelijk onderdak heeft gediend. We willen deze plek niet verlaten zonder ons dat alles nadrukkelijk weer te binnen te brengen. En we willen op een manier die een kerkelijke gemeente waardig is, van dit kerkgebouw afscheid nemen. En bij dat alles danken wij God.

Want ook bij dit afscheid van vanmiddag zal natuurlijk uiteindelijk niet onze weemoed de toon zetten maar zal de toonhoogte van wat wij denken en doen worden bepaald door het woord van de Schriften zelf. Want waar we ook gaan, welk kerkgebouw we ook ons kerkgebouw noemen, wat wij doen is toch in essentie niet anders dan dat wij – en nu leen ik woorden van psalm 107 – dan dat wij de lofzang gaande houden. Op dit moment van afscheid zouden we geen eenvoudiger woorden kunnen vinden om de opdracht van ons gemeente zijn onder woorden te brengen dan die steeds herhaalde oproep van de psalm: Houdt dan de lofzang gaande! Psalm 107. Looft de Heer. Want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw. En opnieuw: Looft de Heer. Want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.

In steeds herhaalde stappen klinkt in psalm 107 die oproep. Aan steeds verschillende groepen mensen maar steeds letterlijk herhaald: de oproep tot de eredienst. Tot lofzang, tot gebed, tot dankbaarheid. In de allervroegste tijden dat deze psalm gezongen werd, gaat het om nomaden die door woestijnen trekken. Dat lees je vanaf vers 4. Maar hoe je ook trekt, waar de weg je ook voert,  nooit zul je verlóren raken en geen weg meer terug vinden naar een plek waar mensen wonen. Was dat het geval geweest, je zou van uitputting zijn weggekwijnd. En zij riepen in hun benauwdheid tot God, staat er. Want mensen hebben mensen nodig.  Mensen hebben een plek nodig, een woonplaats, zegt vers 7. Letterlijk: een plek waar je thuis kun zijn. Dat is de eerste groep die genoemd wordt in psalm 107. Mensen die het alleen niet meer redden, die daarom andere mensen zoeken én vinden om met hen samen te wonen. En als dat lukt: Laten zij de Here dan loven om zijn trouw om wonderen aan mensen verricht. Of, zoals de berijming het zegt: Laat ons nu voor de Here zijn goedertierenheid toezingen en vereren, de God die ons bevrijdt. Houdt dan de lofzang gaande!

We zullen niet elke tekst van psalm 107 nalopen. Maar wie het vervolg leest, ziet dat verschiollende groepen mensen wordenopgeroepen tot de eredienst: tot lofzang, gebed en dankbaarheid. Het gaat om gevangenen die bevrijding verkrijgen en opnieuw klinkt de oproep tot de eredienst, tot het gebed, tot de dankbaarheid: Laten zij de Here loven om zijn trouw. Zij die aan God voorbij lopen, de dwazen, zegt vers 17. Laten zij de Here loven om zijn trouw. En zij die de zeeën bevaren worden aangesproken. Vanaf vers 25. Zij die daar gered worden uit groot gevaar, ook zij worden opgeroepen: Laten zij de Here loven. En zo is er meer in psalm 107. Maar steeds opnieuw klinkt als refrein de oproep tot de eredienst, tot gebed en tot dankbaarheid. Laat het lied niet ondergaan. Laat de lof van God niet verstommen. Blijf zingen van zijn goedertierenheid en trouw.

Wanneer wij ons proces van kerkvereniging in Nederland én in Weesp en Driemond op zijn geestelijke waarde willen schatten, dan willen we zeggen dat het ons hele samen-op-weg proces dat we nu aan het afsluiten zijn, dat dat alles óns pogen is geweest om de lofzang niet te laten verstommen, Want ergens in onze samenleving moet toch nog een plek te vinden zijn waar mensen samenkomen die de lofzang willen zingen? Ook in onze omgeving moeten toch nog plaatsen te vinden zijn waar de Schriften worden geopend en waar getracht wordt ze zo te verstaan dat ook mensen van vandaag er door worden aangesproken? Er moet toch een plaats zijn waar je niets hoeft te verdienen maar waar je alles ontvangt. Waar je de oproep hoort om mee te zingen en mee te bidden.

Maar er is nog iets anders. Psalm 107, zo zeggen de geleerden, is in de loop van de tijd een beetje uitgebreid. Er zit een groeiproces in deze psalm. Toen het volk Israël terugkeerde uit de ballingschap in Babel, toen hebben ze hun eigen geschiedenis herkend in de toen al bestaande psalm 107. Zij herkende zichzelf als diegenen die door de woestijn moesten zwerven en aan wie een weg is gewezen. Zij waren degenen die gevangen hadden gezeten in Babel en die in groot gevaar waren geweest. En ga zo maar door. En daarom hebben ze, na het laatste refrein, na de laatste oproep tot de lofzang, hebben zij, om het zo te zeggen, nog een eigen couplet aan de psalm toegevoegd. U vindt het tot slot van psalm 107 vanaf vers 33. Het is een couplet waarin ze vertellen hoe God inderdaad ook hen heeft gered en van hun woestijn een waterrijk land heeft gemaakt. En in de tijd van de wijsheid eindigt psalm 107 dan aldus: de wijze neemt dit ter harte en kent de trouw van de Heer.

Laten we vanmiddag bij het afscheid van kerkcentrum Hogewey daar iets uit leren. De lofzang wordt alleen gaande gehouden wanneer wij bereid zijn om op ónze beurt ónze verantwoordelijkheid te nemen. Om die stappen te zetten op de weg van God met mensen die nodig zijn om het loflied te láten horen, om de Schriften te blíjvend te openen en om de gebeden nooit te laten verstommen. Laat onze stap van hier naar een andere plek, naar onze gezamenlijkheid in de Grote of Laurenskerk, laat die stap ónze toevoeging zijn aan het verhaal van God met mensen dat al veel langer duurt dan dit kerkcentrum bestaat, dan welk kerkgebouw dan ook bestaat. Omdat zíjn trouw van eeuwigheid is. Laten we op weg gaan van hier en een nieuw couplet toevoegen aan de lofzang voor de Eeuwige.
Amen.