1 april 2012, Palmpasen
Lezingen
• Jesaja 50:4-7
• Marcus 11: 1-11
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Heden hosanna, morgen kruisigt hem. Deze woorden zetten de toon voor de zesde zondag van de veertigdagentijd. De zondag van tegenstrijdigheid en dubbelheid. Het gaat over de feestelijke intocht van Jezus in Jeruzalem enerzijds en anderzijds is het lijden zeer nabij.
Ik leg vandaag een aantal vragen in uw midden. Vragen om zelf nog eens over na te denken. Vragen op leven en dood.
I
Op het eerste oog ziet het er allemaal zo gewoon uit: Jezus en zijn leerlingen onderscheiden zich in niets van een gewone groep pelgrims, op weg naar Jeruzalem om daar het Paasfeest te vieren. Het is gezellig druk. Vlak vóór Jeruzalem stuurt Jezus twee leerlingen vooruit om een ezel te halen. Hij zegt dat ze naar het dorp moeten gaan, en daar zullen zij een ezelveulen vastgebonden vinden, dat nog nooit door iemand bereden is. ‘Maak het los en breng het hier.’ (Marcus 11:2) Dat ezeltje komt er, zonder enig probleem. ‘de Heer heeft het nodig’ is het juiste codewoord. En ook de verzekering dat hij het meteen zal terugsturen.
In de voorbereidingsgroep afgelopen maandag hebben we geprobeerd ons voor te stellen hoe wijzelf zouden reageren op deze vraag. Stel dat je straks buiten komt en iemand staat bij je fiets en zegt jou die fiets nodig te hebben, zijn baas heeft ‘m nodig.
Stel je hetzelfde voor met jouw auto, dezelfde vraag ‘zijn heer heeft ‘m nodig’ om naar Bussum te gaan bijvoorbeeld. Waar de één goed van vertrouwen is, ‘het zal wel goed komen’, of ‘de vrager zal vast wel verantwoordelijk ermee omgaan’, is de ander sceptisch en zoekt naar een tussenoplossing: ‘heeft u geen andere mogelijkheid van vervoer?’, ‘zal ik u even brengen?’ of hij doet het liever helemaal niet.
De eerste vraag die ik hier in ons midden neerleg, is dan ook: wat zou u doen in zo’n situatie? Hoe reageer je op de vraag ‘de Heer heeft het nodig’?
II
Het gaat om een ezeltje, een ezelsveulen. Al weer enige jaren geleden maakten we als gezin een wandeling met een ezel. Ezel Hans droeg onze bagage, in zijn mandjes deden we een rugzak met eten en drinken voor onderweg, een kleed om op te zitten, en voor het dier brokjes en een borstel. De kinderen mochten bij toerbeurt op zijn rug. Kinderen van een jaar of 10 op de rug van een volwassen ezel komen met hun benen halverwege de poten van een ezel. In het evangelieverhaal is er sprake van een volwassen man op een ezelsveulen. Ziet u het voor u? Dat past niet! Jezus moet met z’n voeten over de grond gesleept hebben. Alsof een volwassene op een kinderfietsje zit. Zo betreedt Jezus Jeruzalem, op een ezelsveulen. De ezel is een lastdier, te gebruiken in het huishouden, geen offerdier zoals een lam, geen koninklijke oorlogsvoertuig, zoals een paard. Jezus betreedt Jeruzalem als een sjofele koning waar de profeet Zacharia van droomt. Het ezeltje is er klaar voor, het staat al eeuwen te wachten.
De ezel wacht al eeuwen lang op het moment dat de Messias de Godsstad zal binnen rijden en hij mag Hem dragen. Hij staat geduldig te wachten sinds vader Jakob zijn zonen zegende. In Egypte nemen de zonen één voor één afscheid van hun vader Jakob. Als Juda aan de beurt is, voorziet vader Jakob dat van Juda en het huis van David de scepter niet zal wijken. ‘voor Juda zal de heerschappij zijn. Hij zal zijn ezel aan de wijnstok binden en het jong van een ezelin aan de wingerd.’ Dat zegt aartsvader Jakob. En vanaf die dag wacht de ezel, vastgebonden aan de wingerd bij de poort totdat de Koning der ere zijn intocht houdt.
Geduldig wacht de ezel de eeuwen door. Geduldig, als hij de profeet Bileam naar Israël draagt, niets anders verdragend dan de zegen voor Israël. De dolblinde Bileam die het dier slaat, hij is ziende blind, de ezel ziet de engel van de Heer in de holte van de weg.
Heel de geschiedenis van Israël loopt de ezel mee als messiaans teken van geduld en zachtmoedigheid. Zo had de profeet Zacharia de ezel in zijn profetie gezien. De profeet roept: Dochters van Sion, uw Koning komt tot u, nederig en zachtmoedig en rijdend op een ezel, het jong van een lastdier.
De ezel wordt, vanwege zijn koppige karakter, ook wel gezien als het symbool van de ziel van de mens. De ziel als plaats waar de mens met God in verbinding staat. De ezel moet worden losgemaakt, bevrijd, om de Heer van dienst te kunnen zijn.
Mijn tweede vraag is: Jezus komt als een sjofele koning, zó is hij present, met weerloze overmacht. Hier houden zachte krachten intocht. Zijn koningschap van weerloze overmacht, van liefde en belangeloze inzet vraagt wat, vraagt wat van ons. Wat precies? Laat ik mij hierdoor inspireren en leiden? Of ga ik voor macht, aanzien, en alles wat imponeert?
III
Marcus noemt aan het begin drie locaties: de Olijfberg, Bethanië en Betfage. Bethanië en Betfage zijn traditioneel de reinigingsplaatsen voor pelgrims, vlak voor zij in Jeruzalem aankomen. Na een lange tocht is het vanaf deze locatie nog zo’n 3 kwartier lopen. De vermelding is niet alleen praktisch: Bethfage betekent het huis van de vijgen. Bethanië is het huis van de arme, de plaats van de behoeftige, de plek van het gebrek. De plaats waar je met lege handen staat. De Olijfberg is de plaats waar de Messias verwacht wordt. De profeten Ezechiël en Zacharia hadden dit visioen. Het is op deze plek dat Jezus Jeruzalem binnen gaat, als Messias, om het Koninkrijk van God op te richten.
Aan het slot van het gedeelte staat dat Jezus de tempel bezoekt en weer teruggaat naar Bethanië, het huis van de arme. Het feest, het koninkrijk van God, is nog niet compleet. Zolang Bethanië en tempel niet bij elkaar gekomen zijn, zolang de arme geen feest kan vieren, kan genieten van de olijven en vijgen: symbool voor vervulling en vrede, is er nog geen sprake van een goed en vreugdevol leven, is er nog geen sprake van leven dat gekenmerkt wordt door vrede en gerechtigheid. En daar komt onze verantwoordelijkheid in beeld.
Een kort uitstapje:
In zijn boek Een levensregel voor beginners bespreekt filosoof Wil Derkse de drie geloftes die Benedictijnse monniken afleggen. Hij vertaalt deze eeuwenoude principes naar het leven in de 21e eeuw. Eén van die geloftes is de obedientia. Dit Latijnse woord wordt doorgaans vertaald met ‘gehoorzaamheid’, maar bij Benedictus betekent het eerder ‘luistervaardigheid’. Volgens Benedictus moet je luistervaardigheid toenemen, naarmate je meer verantwoordelijkheid draagt. De abt moet luisteren naar de broeders. Het is zelfs zo dat de mening van de jongste broeder het zwaarst moet wegen volgens Benedictus, want die heeft de meest frisse kijk op de dingen.
Luisteren heeft stevige Bijbelse wortels. De profeet Jesaja schildert in een viertal liederen hoe de messias, de koning naar Gods hart, eruit zal zien. In één van die liederen zegt deze gestalte:
God, de HEER, gaf mij een vaardige tong,
waarmee ik de moedeloze kan opbeuren.
Elke ochtend wekt hij mijn oor,
zodat het toegerust is om aandachtig te horen. (Jesaja 50:4)
Zo kom ik op mijn laatste vraag: wat stellen we ons voor bij het koninkrijk van God? Vrede, recht en gerechtigheid. Dat mensen tot hun recht, tot hun bestemming kunnen komen. Hoe zie je elkaars bestemming? Hoe zien we onze eigen verantwoordelijkheid? En als we heel eerlijk zijn: verwachten we dat koninkrijk van God wel of is het allemaal wel best zoals het gaat? Of anders gezegd: wie van ons staat er mee te juichen en hosanna te roepen?
Het gejuich van vandaag heeft een dissonante ondertoon. We zijn snel om te krijgen , van enthousiasme naar verontwaardiging, als de teleurstelling de overhand krijgt. Juichende handen worden werende handen, veroordelende handen, wijzende handen.
Drie vragen bepalen ons bij de dubbelheid van vandaag:
• ‘De Heer heeft het nodig! En dan?
• Wat inspireert ons bij de intocht van deze koning in al z’n weerloosheid?
• Wat stellen we ons voor bij het koninkrijk van God en onze verantwoordelijkheid?
Jezus gaat ons ook deze week voor. Moge wij Hem volgen deze week, en alle dagen van ons leven
Amen.