13 april 2006 Witte Donderdag
ds. Alida Groeneveld
lezingen:
Exodus 12: 1-11
Marcus 14: 1-11
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Vanavond horen we verhalen van maaltijden, over de voorbereiding van de maaltijd voorafgaand aan de uittocht uit Egypte, en over de maaltijd waar Jezus gezalfd wordt, over een liefdesdaad aan Jezus gedaan. Exodus geeft precieze instructies, – voor de kalender: dit is het begin van het jaar,
– voor de families: kies op die bepaalde dag een bokje van één jaar oud, een gaaf dier, goed in alle opzichten.
– er zijn instructies voor het slachten, compleet met de opdracht het bloed aan de deurposten te smeren.
– de aanwijzingen voor het bereiden ervan,
– en tot slot voor de kleding: gordel om, sandalen aan, staf in de hand,
er is haast geboden!
Dit zijn de instructies, dit moeten we doen, het is de maaltijd voor de Heer, het pesachmaal. Zo klinken tot op de dag van vandaag deze woorden in ieder joods huisgezin waar pesach gevierd wordt. In deze maaltijd, met het bokje, het bittere kruid en de matses, de ongezuurde broden, wordt de uittocht uit Egypte present gesteld. Het is ook nu, voor hen die nu eten, het pesachmaal, de maaltijd voor de Heer. Een maaltijd voor de Heer, in bloed gedrenkt, als opgejaagde mensen, aan de vooravond van een woestijntocht van een generatie lang.
Wat een schril contrast met dat andere verhaal, die andere maaltijd uit het evangelie van Marcus.
Jezus is in het huis van Simon in Bethanie voor een feestmaaltijd.
Maar de dreiging is er ook al. Marcus vertelt van deze feestmaaltijd ingeklemd tussen de plannenmakerij van hogepriesters en schriftgeleerden aan het begin en aan het einde, het vervolg als Judas in actie komt.
Heel kort, razend snel, horen we wat de onbekende vrouw doet. Ze komt binnen met een klein kruikje in haar handen, gevuld met kostbare olie, ze breekt de hals van het flesje af, giet de olie uit over het hoofd van Jezus. En dan verdwijnt zij uit het verhaal.
Aan de ergernis over deze verkwisting zijn de meeste woorden gewijd. En zo wordt de daad van deze vrouw deel van het verhaal van het harteloze gekissebis en het harteloze verraad.
Maar zeg eens eerlijk: als wij ons tussen de aanwezigen hadden bevonden, wat hadden wij dan gezegd? Bethanie, het huis van de arme, en dan zoveel geld verspillen? Een jaarsalaris zo wat?
Kostbare olie in het huis van de arme, is dat niet met elkaar in tegenspraak? Had Jezus ook niet gezegd dat we al ons bezit moesten verkopen en aan de armen geven? En nu?
“Zij wisten het gebaar niet te waarderen, maar wel precies de koopwaarde te taxeren.”
Zijn we van die calculerende burgers die vinden dat het evangelie op een koopje moet? Hoe kan het een feest worden als er geen overdaad is?
Trouwens: hoe vieren wij feest? Nieuwe kleren, extra lekker en uitgebreid eten, bloemen, versieringen, kosten noch moeite worden gespaard. Nodig? Nee, niet echt, het zou zonder kunnen, maar het is wel feestelijk. Het zet de toon van het feest. Als we alleen maar zouden doen wat strikt noodzakelijk is, komen we niet aan weldaden toe.
Het is de beweging andersom vanavond – het evangelie op z’n kop. Het hele evangelie door horen we de verhalen van Jezus die weldaden aan anderen doet: mensen weer rechtop zet, zieken geneest, mensen aan de rand van de samenleving hun plaats weer laat innemen die hen toekomt. Nu horen we van een weldaad aan Jezus gedaan. Deze onbekende vrouw doet wat zij nu nog kan doen. Het is het eerbetoon, de weldaad aan Jezus, in schril contrast met het doodspact dat ook al gesmeed wordt.
Dat is één, maar er is nóg meer aan de hand: Zoals Jezus zelf aan de mopperende leerlingen vertelt, balsemt de vrouw het lichaam met het oog op de begrafenis. Wij die weten hoe het verhaal verder gaat, kunnen deze opmerking nog enigszins plaatsen, maar wat als je al een tijd met Jezus rondtrekt? Dood en begrafenis van je leermeester? Wie is toch deze Jezus? Wat gebeurt hier toch?
Er is nog een derde laag. De vrouw zalft het hoofd van Jezus. Zij zalft zoals koningen in het Oude Testament gezalfd werden: Saul, David. ‘Gij zalft mijn hoofd met olie’, woorden uit Psalm 23. Door dit gebaar, door deze daad wórdt Jezus de Gezalfde, de Messias, de Christus. Nu is het geen geheim meer. Jezus is als koning binnengehaald met palmtakken – afgelopen palmzondag, nu is hij met olie gezalfd tot koning.
Voortdurend is in het evangelie gevraagd naar wie Jezus nu precies is. Iedereen die erop zinspeelde, dat hij de zoon van God is, werd tot zwijgen gemaand. Nu, hier in Bethanie, is het geheim opgeheven. Hij ís de Gezalfde, zonder woorden, door de leerlingen niet herkend, met daden, door deze onbekende vrouw gedaan.
De hogepriester gaat het vragen: ‘Zijt Gij de Christus?’ En Pilatus ook. De krijgsknechten maken het bordje voor op het kruis: ‘de koning van de joden’ De hoofdman over honderd zegt: ‘waarlijk deze is Gods zoon’.
Petrus, de discipel die z’n mondje goed kan roeren en eerder al zo ‘happig’ was om de belijdenis over Jezus als de zoon van God uit te spreken, blijft nu stil. Judas is de eerste die wegloopt, Petrus volgt al snel, de andere leerlingen vluchten.. Het zijn de vrouwen die op de eerste dag van de week heel vroeg naar het graf gaan, trouw en gebleven, en dan zijn we al bij Pasen.
Is dat de keuze die óns wordt voorgehouden op deze avond? Weglopen of blijven? Of moeten we deze twee mogelijkheden níet tegen elkaar uitspelen?
De naamloze vrouw is het voorbeeld van liefhebbend mededogen met iemand die in nood is, waar ook het evangelie verkondigd wordt. Haar daad is goed. Zoals het ook goed is, ernst te maken met onze permanente opdracht de armen bij te staan. Het één is niet beter dan het ander. Het is een èn-èn-verhaal. De nood in de wereld negeren en je concentreren op persoonlijke zorgen werkt niet, evenmin als geld geven en je naaste de troostende arm onthouden.
Vanavond doen we wat Jezus Christus van ons vraagt: delen van brood en wijn We komen in beweging om te ontvangen. We blijven in beweging om ervan te blijven delen. Delend in elkaars vreugde en elkaars verdriet, dichtbij en ver weg In woorden, en in daden.
In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen.