Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

13 mei 2012

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

“Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde.Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik JA, tegen iemand – of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.”

Dit schreef Dag Hammerskjøld. De Zweed Hammarskjøld was hoogbegaafd, deed veel studies, had een klinkende carrière in zijn eigen land en was ook nog bergbeklimmer op niveau. Van zijn vader had hij meegekregen dat leven betekent: beschikbaar zijn, een hoger ideaal dienen en boven de partijen staan. Van zijn moeder, die meer had met geloof en ethiek, leerde hij vooral te luisteren. Iedereen was voor hem gelijk, hij liet zijn oren niet hangen naar de ene of de andere stroming. In 1953, hij was tot 48 jaar, werd Hammarskjøld benoemd tot secretaris-generaal van de Verenigde Naties.Bij zijn beëdiging zei zijn voorganger Tryggve Lie: You are about to enter the most impossible job on this earth. (Je staat op het punt aan de meest onmogelijke baan op aarde te beginnen.) Hammarskjøld introduceerde bij de VN de stille diplomatie. Dit was effectiever dan het open debat dat men hiervoor gewend was
en dat de conflicten vaak verdiepte. Ook begon Hammarskjøld met het gebruik van de VN vredesmacht, die inmiddels permanent wordt ingezet in een groot aantal landen. Hij probeerde problemen in conflictgebieden zo vroeg mogelijk en liefst nog preventief aan te pakken omdat hij ervan overtuigd was dat de problemen met de tijd alleen maar ingewikkelder zouden worden. Ook hechtte hij veel belang aan de onafhankelijkheid van de Verenigde Naties. Hiermee gaf hij de positie van Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties nieuwe autoriteit. In 1961 stortte een vliegtuig met daarin o.a. Hammarskjøld neer boven Zambiaans grondgebied. Alle inzittenden kwamen hierbij om het leven. Het vliegtuig was op weg naar een conflict in Congo om te proberen daar een wapenstilstand te bereiken. Later dat jaar kreeg Hammarskjøld postuum de Nobelprijs voor de vrede.

Na de dood van Dag Hammarskjøld vond men in zijn huis een dagboek dat hij van 1925 tot aan zijn dood, had bijgehouden. In 1963 werd het uitgegeven onder de titel Merkstenen. Het bevat allerlei losse gedachten, gebeden en gedichten. Merkstenen zijn hoopjes stenen die bergbeklimmers op cruciale splitsingen achterlaten, zodat ze bij de afdaling hun weg terug kunnen vinden. Als goed en ervaren bergbeklimmer wist Hammarskjøld het belang hiervan. Zijn dagboekaantekeningen zag hij als geestelijke merkstenen: als spirituele oriëntatiepunten op zijn levensweg. Zelf beschreef hij zijn dagboek als “Een soort Witboek dat gaat over mijn onderhandelingen met mezelf – en met God.”
In Merkstenen ontpopt Hammarskjøld zich tot een mysticus die worstelt met zichzelf, met pijn en de naderende dood en met zijn verhouding tot God, maar die met het verstrijken van de jaren steeds meer tot overgave komt.

Het gaat me om het woordje “onderwerping of overgave” als hij schrijft: “Ik heb de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.”

Dat is niet populair: we hebben er moeite mee om ons te onderwerpen. Bij lezing van het evangelie over liefde en verbondenheid dat een vervolg is op de uitspraken van Jezus over de wijnstok en de ranken die met elkaar verbonden moeten blijven, heb ik diezelfde gedachte: dat de schrijver Johannes ons vraagt om “JA” te zeggen. Blijf in mij, zoals ik blijf in jullie. Zodat het leven zin heeft – vrucht draagt – dat het een doel heeft.

Dat klinkt zo fatalistisch. Als de Eeuwige er niet bij is, wordt het niks. Als God niet op een of andere wijze in je leven aanwezig is, mist de essentie. Als je niet gelooft, loopt het slecht met je af. Moeilijk, het wordt een tekst die schuurt. Kan het ook anders?

Johannes schrijft zijn evangelie zo’n 60 tot 70 jaar na de gebeurtenissen van Jezus. Er is dan al een zekere afstand tot alles wat er gebeurd is. De verwachting van de eindtijd wordt naar de toekomst verschoven. Het gaat niet om het realiseren van het Koninkrijk op korte termijn, het gaat om geloven dat het ooit nog komt. Geloven in de toekomst verschuift bovendien naar geloven in de ander.

Die ander is wat Johannes betreft vooral Jezus, een bijzonder mens, vol van Geest, van Gods Geest.
Deze Jezus is zó verbonden geweest met God, dat hij mensen de ogen heeft geopend.

Wat zien we dan? We zien zijn bevlogenheid, zijn relatie met de Eeuwige. Zijn diepe verbondenheid met mensen die door anderen buitengesloten worden: armen, blinden, doven, zieken, gevangenen,
mensen die miskent of gepest worden. Door zijn leven weten we dat het kan: We kunnen dus verbonden zijn met God. We kunnen dit leven hier op aarde, met al zijn vreugden, maar vooral alle pijn en moeite op een andere manier leven. Een toekomstgerichte manier, vrij van angst.

Je kunt het lezen als waarschuwing, “als je niet in Mij blijft dan…”. Ik lees er ook een belofte in die heel duidelijk is: deze verbondenheid leidt tot geluk, tot resultaat. Maar hoe doe je dat dan? Omgekeerd kunnen we ons ook afvragen wat het betekent om níet verbonden te zijn. Het gaat dus niet om een dreiging, maar om overgave – overgave aan datgene dat jou overstijgt.

“Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik JA, tegen iemand – of iets”, zegt Dag Hammerskjøld.

Is dat dan onderwerping? Je kunt je afvragen:Heb ik constant bevestiging nodig van de mensen om mij heen en voel ik mij ongelukkig wanneer die uitblijft of niet komt op het moment dat ik het nodig heb? Of geloof ik, heb ik vertrouwen? Heb ik vertrouwen in de Geest? De Geest die de liefde van God laat zien door de mens Jezus, een fundamentele liefde die er is en zal zijn en die mij draagt? Kan ik er in geloven, kan ik er op vertrouwen, kan ik er in blijven?

Het Johannes evangelie cirkelt om deze gedachte heen en komt er telkens op terug. Op de achtergrond klinkt de belofte dat je in het leven gedragen wordt, dat er in het leven uiteindelijk voor je wordt gezorgd, dat je in dat vertrouwen kunt leven, ten volle.

BLIJF IN MIJN LIEFDE

Eeuwig leven noemt Johannes dat. Dat eeuwige leven wordt gekenmerkt door liefde. Niet zozeer de roze zwijmelliefde, maar de liefde van de verbinding, de liefde die leven geeft.

Kortgeleden las ik een boekje van een predikant die zijn leven beschrijft na het overlijden van zijn vrouw – ook dominee – bij de geboorte van hun 3e kind. ‘Vriendschap met de Eeuwige is eeuwige vriendschap’ schreef hij boven haar rouwkaart. Vriendschap die gekenmerkt wordt door liefde,
die grensoverstijgend is, ook over de grenzen van dood en leven heen.

Vriendschap en liefde zoals Jezus dat belichaamde: als goede herder, ten behoeve van eenheid onder zijn vrienden. De kerkvader Augustinus zei nog korter hoe je moet leven: Heb lief en doe wat je wilt. Heb lief én doe wat je wilt, in deze volgorde. Als de liefde voorop gaat, is het goed. Het is de liefde die de vrijheid schept. Het is de liefde die de vrijheid haar grenzen wijst.

Als Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen geeft hij hen dan ook maar één opdracht en die is heel kort: Blijf in mijn liefde.

Voor ons de vraag: durf ik daar ja op te zeggen.

Amen