Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 april 2012

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

1601-1602
Michelangelo Merisi da Caravaggio (1573-1610)

Thomas: ongeloof, twijfel & geloof.

Wij kennen Thomas vooral als de ‘ongelovige Thomas’. Dit schilderij is misschien wel dé verbeelding van ‘ongelovige Thomas’. Het is circa 1 meter bij 1,5 meter en tegenwoordig te zien in een museum in Potsdam. Caravaggio heeft het schilderij gemaakt voor zijn mecenas Vincenzo Giustiniani: een rijke Italiaanse bankier die hem vaker opdrachten gaf. Op deze wijze stelde de Italiaan een grote verzameling samen die tot begin 19e eeuw een geheel gebleven is.

In het licht & donkerspel van de 17e eeuwse schilder Caravaggio staat Jezus in de spotlights. We kijken mee hoe Thomas zijn vinger in de zijde van Jezus steekt, zelfs onder de huid van Jezus.
Naar mijn idee wat aan de hoge kant voor een zijde, maar ok. Over de schouders van Thomas kijken twee andere mannen mee. Wie zijn dat? Zijn dat twee van de discipelen? Dat is wel aannemelijk. Opvallend vind ik de rode kleur van de mantels van Thomas en van één van de andere mannen.
Hun blik heeft iets van een mengeling van bezorgdheid, ontzetting en verbazing wat hier allemaal gebeurt. Bij beter bekijken ontdekte ik nóg iets: in het midden van het schilderij zien we de hand van Jezus. Hij begeleidt de hand van Thomas. Hij is het zelf die Thomas leidt, naar zijn wond. Het gezicht van Thomas is één en al verbazing. Wat gebeurt hier?

Gotisch houtsnijwerk Denemarken

De anonieme houtsnijder van de koorbanken in de Domkerk in Roskilde Denemarken heeft het ook: Jezus geleidt de hand van Thomas. De hand van Thomas gaat in het lichaam van Jezus. Hier ontbreken de andere discipelen die over de schouders van Thomas meekijken.

Emil Nolde (begin 20e eeuw)

Op het schilderij van de 20e eeuwse Duitse schilder Emil Nolde neemt Jezus een actieve houding aan.Hij neemt niet Thomas bij de hand, maar laat Thomas zijn hand met de wond zien.

Thomas is één van de twaalf, één van de discipelen en als wij onszelf óók tot de volgelingen van Jezus rekenen, dan is hij ook één van ons. Met andere woorden: Thomas dat ben ik, vol twijfel en ongeloof. Het lijkt me goed om dat zo maar eens te zeggen, dat er momenten zijn waarop je het ziet en alles gelovig kunt be-amen èn dat er momenten zijn waarop je het helemaal niet ziet en wanhopig denkt: ‘wat geloof ik eigenlijk nog?’ Is er nog iets of iemand op wie ik kan vertrouwen? Dit kan opgeroepen worden door verschillende gebeurtenissen, ver weg en concreet in ons eigen leven.

Iemand zei dan ook: ‘we zijn het van tijd tot tijd allebei: gelovig en ongelovig, twijfelend en zeker.’

Thomas als de ongelovige Thomas, kennen we het beste op grond van het evangelie van vandaag.
Hij komt echter vaker voor in het evangelie naar Johannes. In Johannes 11 tekent de evangelist voor het eerst een woord van Thomas op. Als Jezus zijn leerlingen oproept om mee te gaan naar hun gestorven vriend Lazarus, antwoordt Thomas: ‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.'(Johannes 11:16)

Thomas is hier niet een neerslachtige figuur die de reis richting Jeruzalem ziet uitlopen op de dood,
maar een gelovige die de angst voorbij is. Realistisch, met grote openheid voor de toekomst, wil hij Jezus volgen: ‘kome wat komt’

De tweede keer horen we Thomas in Johannes 14. Ook dan gaat het om het volgen van Jezus. Als Jezus spreekt over zijn heengaan naar het huis van de Vader, zegt Hij dat zij wel weten waar Hij (Jezus dus) naartoe gaat. Thomas reageert verbaasd: ‘wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer,
hoe zouden wij dan de weg daarheen kunnen weten?’ (Johannes 14:5)

Thomas is hier niet dom. Hij weet het werkelijk niet. Het is een existentieel niet weten: zijn leven totaal staat op het spel. Ontdekken dat je met lege handen staat, zonder te weten hoe het verder moet en hoe jij verder kunt. Door de bodem van je denken, je bestaan en je organisatie zakken en beseffen dat de redding van de andere kant moet komen.

De derde en laatste keer dat Thomas aan het woord komt, is een week na de opstanding. Thomas is er niet bij, die eerste keer als de gekruisigde en opgestane Jezus verschijnt en hun de zegen geeft en uitzendt over de wereld. Hij is er niet bij, hij is thuis gebleven Waarom? Dat staat er niet. Dat weten we dus ook niet en zo kunnen we daar alleen maar naar gissen. Van zijn vrienden heeft Thomas gehoord dat Jezus is opgestaan. Thomas kan dit onmogelijk geloven. Hij houdt dit voor zotteklap. Deze twijfel grenst opnieuw aan existentiële twijfel. Zijn bestaan is in het geding. Het ongeloof van Thomas is echt, van een ziekmakende, existentiële echtheid.

Is z’n wereld niet ingestort op die beruchte vrijdag? Jezus gestorven als een misdadiger, uit de weg geruimd op een achternamiddag aan het eind van de week. Thomas had voor hem door het vuur willen gaan, hij had mét hem willen sterven, maar als het er op aan komt vlucht ook hij weg. Hij gaat er vandoor net als alle anderen.

Wat moet hij zich geschaamd hebben, voor zichzelf en voor de anderen. Het verdriet over het verlies van z’n vriend verlamt hem, hij komt z’n bed niet meer uit. Hij kan het niet meer, want verdriet vreet energie. Misschien is Thomas ook wel erg boos, dat dit gebeuren kon nota bene met medewerking van gelovige en gewetensvolle mensen. En dat God het toelaat.

Waarom haken mensen af? Waarom blijft men thuis? Ik vraag er wel ‘ns naar, en dan hoor ik: ‘Dominee, ik kan niet of niet meer geloven bij zoveel ellende in de wereld. Als God de wereld bestuurt dan heeft Hij het wel verdraaid slecht gedaan.’

Of: ‘we zijn afgeknapt, nadat we achter de schermen van de kerkelijke gemeente hebben gekeken, het zingen in de kerk, het lezen in de bijbel, de collectezak, laat maar.’ Kerkverlating vindt het meeste plaats onder mensen die een tijd lang zeer betrokken bij de kerk zijn geweest. En nu zitten ze thuis, net als Thomas.

Het diepste verlangen van Thomas is gebroken. Nu weigert hij mee te gaan in de illusies van zijn vrienden. Ook al gelooft iedereen het, Thomas niet. Thomas is een kritisch mens, die zich niet zomaar gewonnen geeft. Hij gelooft niet zomaar op gezag van anderen. Er komen teveel vragen op hem af waar hij geen antwoord op heeft. Juist daarin is Thomas zo herkenbaar, een mens die zó in de 21e eeuw past.

Twijfel is niet per definitie slecht. Twijfel wil niet zeggen dat je kleingelovig bent, Alsof je geloof nog moet groeien tot een bepaald niveau. Twijfel hoort bij een voortdurend leerproces van geloven, vertrouwen, zoeken en gevonden worden. Waar vroeger wellicht twijfel bekritiseerd werd , is het nu ook weer niet zo dat twijfel ‘moet’

Goed, acht dagen later, zijn de vrienden weer bij elkaar en Thomas ook. Dan komt Jezus binnen, terwijl de deuren gesloten zijn. Alweer. Dat was de eerste keer ook al zo. De deuren zijn steeds gesloten.

Jezus komt in hun midden. Hij komt, terwijl de deuren gesloten zijn. Hij komt, terwijl er niet op Hem gerekend wordt. Hij komt onverwacht bij mensen binnen die hem buiten sluiten. Er wordt een bres geslagen in de muur van bescherming, van troost bij elkaar zoeken, en diep van binnen ook niet weten hoe zij verder moeten. De discipelen hebben zich verschanst.

Als gelovige wil je inderdaad ook wel eens weten hoe het zit. Je wilt de zaak op een rij hebben: wat geloof ik nou eigenlijk? Netjes en overzichtelijk.

Thomas’ houding getuigt van gezond verstand: zouden wij zo’n verhaal van een opstanding uit de doden zomaar geloven? Thomas eist tastbaar bewijs: “Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, zal ik het geloven.” Nu, vandaag, levert Jezus het door Thomas gevraagde bewijs: “Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” Ja, als het bewijs zo aan huis wordt geleverd, zouden wij ook wel geloven! Caravaggio doet dat heel mooi met die hand van Jezus die Thomas leidt.

Maar het verhaal kent een subtiele draai: Thomas ziet uiteindelijk af van het bewijs! In plaats van de wonden van Christus inderdaad te betasten stamelt hij slechts: “Mijn Heer en mijn God.” Kennelijk is het toch niet het bewijs, maar de ontmoeting met Christus die Thomas tot geloof brengt.

“Mijn Heer en mijn God.” Prachtig is dat, dat woordje ‘mijn’. Die plotseling herkende relatie in ontmoeting. Niet langer ik: “als ik niet zie, zal ik niet geloven”, maar: “mijn Heer, mijn God”.
Dat is een wonder, als je je zo kunt overgeven, met al je twijfels kunt overgeven aan de ander, aan die God, die er altijd wil zijn.

Thomas belichaamt een en al kwetsbaarheid. Hij is de angst voorbij, ziet realistisch de feiten onder ogen, staat open voor de toekomst, niet weten hoe het allemaal precies moet, en toch in diep vertrouwen omdat Jezus zelf ons voorgaat. De vraag is of wij Christus kunnen ontmoeten in het verhaal en ons zich daarin aangesproken weten. Durven we ons over te geven aan wat een collega vorige week in NRC zei ‘God zoekt ons, al kan Hij ons af en toe gestolen worden’? Om dan, ‘eerder’ nog dan Thomas, af te durven zien van een bewijs: “Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.”

Amen.