Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

15 januari 2006 de doop van de Heer

ds. Stefan Dijkhuizen

Tijdens mijn vakantie vorige week bezochten we in Istanbul naast de grote moskeeën ook een aantal hele oude Byzantijnse kerkgebouwen. In veel gevallen hebben deze gebouwen de afgelopen eeuwen dienst gedaan als moskee nadat Constantinopel als een christelijke stad in de 15eeeuw onder het moslim-bestuur kwam en voortaan Istanbul werd genoemd. In die Byzantijnse kerken zaten vaak prachtige mozaïeken op de muren en op de plafonds, maar de meesten hiervan werden overgekalkt of overgeschilderd vanwege het beeldverbod in de islam.

 
In één van die voormalige kerken waren deze mozaïeken weer onder de kalklaag vandaan gehaald en gerestaureerd. Het was prachtig, en vanaf de ingang liep je zuil voor zuil en plafond na plafond langs het hele geboorteverhaal en het optreden van Jezus met de wonder- en genezingsverhalen. Het was echt heel mooi, en ik heb nog steeds een stijve nek van het ademloos naar boven kijken. En dan ook nog te denken dat dit al zo oud is en zolang onzichtbaar verborgen was.
 
Ik moest bij de voorbereiding op deze dienst, toen ik de tekst van Jesaja 55 aan het lezen was, denken aan één van de afbeeldingen uit die kerk daar in Istanbul. Aan het einde van deze lezing uit de profeet, hoorden we dat net als regen of sneeuw niet terugkeert naar de hemel zonder eerst de aarde te bevochtigen en zo vrucht te laten dragen, dat het Woord dat God spreekt ook niet vruchteloos terugkeert naar de hemel, voordat het gedaan heeft wat God wil.
 
‘Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daarheen niet terugkeert zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten gedijen, zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten – zo geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar mij terug, niet zonder eerst te doen wat ik wil en te volbrengen wat ik gebied.’
 
Op dit mozaïek, waar ik aan moest denken, staat Jezus afgebeeld, zittend als een koning op een troon. En voor hem, op de knieën, een heerser uit de tijd van de bouw van de kerk. En deze man, een koning, biedt Jezus een miniatuur aan van de kerk waar we in stonden. Als een geschenk, als de opbrengst van het werk. Ik vond dat eerst wat vreemd, een beetje grootheidswaanzin. Maar na die tekst uit Jesaja over het woord dat God spreekt en zaait in de aarde, dat hoe dan ook vruchtdraagt en dan pas terugkeert naar God, kon ik dat ineens heel anders zien. Het aanbieden van je werk, het kerkgebouw, de vrucht van inspanning voor Gods woord.
 
Natuurlijk, een gebouw is ook maar een gebouw. Ik weet dat dit vreemd klinkt in onze gemeente na alle moeilijke beslissingen en bij alle energie die er wordt gestoken in de herinrichting, maar wij geloven in een God die niet afhankelijk is van onze bouwsels. Zo ook daar in Istanbul, ooit gedurende 1000 jaar een kerk, later voor de periode van 400 jaar een moskee en nu een museum. Maar het idee daarachter zette mij wel aan het denken. De kerk, de gemeente, met al haar mensen, met al haar bezigheden, als gezaaid zaad, als een plek waar het woord klinkt dat vrucht zou moeten dragen. De kerk als plek waar voedsel wordt geboden voor mensen onderweg. En dat alles omdat God het zo gezegd heeft, omdat het Woord dat Hij ooit sprak en iedere week weer tot ons spreekt, niet voor niets gesproken wordt.
 
Zouden wij, net als op dat mozaïek, in staat zijn om onze kerk aan te bieden aan Jezus? Kun je onze gemeente ook als vruchtdragend bestempelen? Een objectieve en naar menselijke maatstaven gerekende blik is niet echt positief te noemen; van 3 naar 1 gebouw, en een toch weer steeds teruglopend aantal leden. Misschien word je daar terecht  niet blijer van, maar ook daar hebben Gods woorden bij de profeet vandaag iets over te zeggen: 
 
‘Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen – spreekt de HEER. Want zo hoog als de hemel is boven de aarde, zo ver gaan mijn wegen jullie wegen te boven, en mijn plannen jullie plannen.’
 
Dat mag als troost klinken, dat wat in onze ogen misschien getalsmatig niet succesvol heet, voor God heel anders kan liggen. God is een god die ons juist ook steeds weer bevrijden wil van wat wij denken dat goed is, van wat wij allemaal aan onzinnige en irreële verwachtingen hebben. Verwachtingen van onszelf, van anderen om ons heen, in ons werk, in ons gezin en ook hier in deze gemeente. God belooft vrucht, God belooft voedsel. En steeds opnieuw klinkt week na week dat Woord. Jesaja zegt daar zo mooi over: ‘Zoek de Heer nu Hij zich laat vinden, roep Hem terwijl Hij nabij is’.
 
Vandaag is het een bijzondere zondag, want vandaag leggen ook wij iets in Gods handen. In de hoop dat het vruchtdragen mag. Net als Jezus wordt vandaag weer een mensenkind gedoopt, een kindje dat als geschenk van God wordt ervaren. Als een kostbaar geschenk dat nu verder groeien gaat, van een klein zaadje tot een mens die vruchtdraagt in haar leven en in deze wereld.
 
In de doop wordt dat ook duidelijk, dat God ons roept om te leven met Hem. In de doop van Anne-Linde denken wij terug aan onze eigen doop, dat God hoe dan ook voor ons kiest, en zijn aanwezigheid in ons wil planten en ons wil laten groeien. Dat wij kinderen van Hem genoemd mogen worden, kostbare geschenken.
 
Dat Jezus zich net als ons mensen liet dopen, laat zien dat hij die ‘zo boordevol van God was, sprekend zijn Vader’ een mens onder de mensen wil zijn, een God-met-ons. Nabij, en niets is hem vreemd.
 
Net als Johannes en alle andere mensen gaat Jezus door de woestijn mee op weg naar het beloofde land. Net als alle mensen gaat Jezus onder en steekt hij zo over naar de overkant, naar een nieuwe bestemming. Zo zal ook vanaf vandaag Anne-Linde mee gaan in die lange stoet. Zo vieren wij vandaag opnieuw dat er ook in dit kindje iets van Gods aanwezigheid gezaaid is, dat later hoe dan ook, en volgens Gods plannen tot bloei zal komen. In liefde, in nabijheid en medemenselijkheid.
 
Als Jezus daar aan Jordaan door de profeet Johannes met zijn kamelenharen mantel gedoopt wordt, scheurt de hemel open. Het is niet alleen het water in de woestijn en van de ommekeer waartoe Johannes oproept. De Geest van God zelf daalt af, ze zweeft over de wateren net als in den beginne. Als opnieuw het teken van leven, van licht in de duisternis, van vrede en verzoening.
 
Er klinkt ook een stem vanuit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ Als een koningskind wordt Jezus toegezongen met de woorden uit Psalm 2 die ook in de kerstnacht weer klonk. ‘In jou vind ik vreugde’, welbehagen. Zo komen in de doop van Jezus hemel en aarde samen, en wordt een geschenk aan ons gegeven, in vreugde.
 
Deze doop met de Geest kan op ieder mens dalen. Met het water begint het leven, wordt je opgenomen in het verbond dat God met mensen sloot. Met het water lopen leven en dood over in opstanding en nieuw leven. Maar de Geest kan jou, kan Anne-Linde, en ons allemaal veranderen en doen groeien zoals God dat wil en zoals dat Hij ook zal laten gebeuren. Dat heeft Hij immers beloofd.
 
Met dit nieuwe leven van Anne-Linde dat ons allemaal herinnert aan onze eigen oproep tot vernieuwd leven ervaren wij het teken van Gods liefde. Volgens Jesaja hoeven we niet bang te zijn dat God ons alleen laat. Het is eerder een oproep, om net als Jezus begeestigde mensen te zijn en vertrouwen te blijven hebben. Om die opengescheurde hemel voor ogen te houden, die ons steeds weer verteld dat niets ons kan scheiden van zijn liefde. Amen.