19 februari 2012
19 februari 2012
Lezingen:
Jesaja 43: 18-25
Marcus 2: 1-12
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Vriendschap… Als je de betekenis van het woord vriendschap opzoekt in een woordenboek vind je: betrekking van personen tot elkaar. Het zijn zakelijke woorden, die iets heel moois en warms omschrijven. Is vriendschap eigenlijk wel te omschrijven? Is het niet net als met het woord liefde? Het is een geheim, van wat er zich in liefde of vriendschap tussen mensen onderling of tussen mensen en God afspeelt. Zo ook in de vriendschap tussen de vier vrienden en de verlamde man.
Marcus is een prachtverteller. Zoals Marcus het vertelt zie je de drukke menigte voor je. Jezus spreekt zijn woord van bevrijding en de mensen hangen aan zijn lippen. Er ontstaat zo’n oploop van mensen dat er met een verlamde op een mat geen doorkomen meer aan is. De vrienden staan even met de handen in het haar. Wat nu? Ze voelen dat ze hier moeten zijn met hun verlamde vriend. Plotseling weten ze het. Ze hijsen de man het dak op. Ook al lijkt de man er zelf niet meer in te geloven – ‘ach jongens, laat nou maar, aan mijn lijf geen polonaise’-Zij gaan door, en eenmaal op het dak maken ze er een gat in en laten hun vriend zó voor de voeten van Jezus neerzakken. Wat een geweldig verhaal!
De man ligt welbeschouwd al op zijn doodsbed, of er moet echt een wonder gebeuren. De vrienden weten niet van ophouden, ze zijn vindingrijk ze geloven écht dat het anders kan met hun vriend. Zo laten zij zich door geen barrière tegenhouden. Dat is mooi, zo’n vriend die voor je bidt, voor je vecht en die in je gelooft.
Afgelopen week kwam in de gespreksgroep ‘in de verlenging’ het thema vriendschap ter sprake. Vriendschap als manier van omgaan in het koninkrijk van God. We houden ons het hele seizoen al bezig met het koninkrijk van God. Vriendschap heeft te maken met elkaar ontmoeten en groeten, elkaar complimenten geven, naar elkaar luisteren en voor elkaar bidden. Zo spraken we er over. Dat bidden kan wel ‘ns bestaan uit juist niet met gevouwen handen en gesloten ogen zitten, maar sjouwen met een vriend op een matras.
Verlamd zijn kan op verschillende manieren. Lichamelijk: je kunt niet lopen. Je bent volledig afhankelijk van anderen die je helpen. Je kunt ook geestelijk verlamd zijn door de dingen die je overkomen. Ziekte, verdriet, werkloosheid, angst. Het kan er voor zorgen dat je totaal geblokkeerd raakt. Er niets meer uit je handen komt. Uit angst en onmacht en verlamming leg je de ingewikkelde brief of de openstaande rekening onderop het stapeltje, en daar ligt ‘ie goed, stel je dat moeilijke telefoongesprek uit.
Naast geestelijk of lichamelijk verlamd zijn, is er een andere factor, die ook met verlamming te maken heeft.De mensen praten over jouw verlamming. Als ze over je praten betekent het dat ze niet met je praten. ‘Hoe kan dat nou toch dat hij verlamd is? Heeft hij wel de goede dokter? Moet hij niet dit of dat?’Of: ‘Wat heeft hij fout gedaan? Welke zonde heeft hij begaan? Zou het Gods straf zijn?’ Dergelijke vragen zijn zeer hardnekkig. Misschien stel je als verlamde ook zelf die vraag: ‘Waarom overkomt mij dit? Wat heb ik dan fout gedaan?’Je zou zo maar bij de pakken gaan neerzitten en alles gelaten over je laten komen.
Wat ben je dan blij als er mensen zijn die je helpen, mensen die solidair met je zijn. Die je letterlijk op sleeptouw nemen, omdat zij ….voor jou….geloven in een wonder. Ze nemen je mee naar Jezus. Jezus, die vertelt over het Koninkrijk van God waarin lammen kunnen lopen en zonden worden vergeven. De vrienden geloven in Jezus als iemand die van God komt.
Als we zeggen dat God het goede met de mens voor heeft,dan zet dat de vrienden in beweging, daar vertrouwen zij op. Geldt dat eigenlijk ook niet voor ons? Het geloof in Gods goedheid drijft de vrienden, maar het mag ook onze drijfveer zijn, in onze handel en wandel naar onze naaste.
Het geloof in God en in Jezus houdt de vrienden staande.
Zo maken ze, zonder het te beseffen, iets zichtbaar van Gods goedheid voor de mensen, door er te zijn voor hun vriend. Jezus ziet dat ook: hij benoemt hun geloof.Hier zien we iets van Gods Koninkrijk.
Eerst zien we letterlijk dit: de man daalt uit de hoogte op z’n mat neer tot voor de ogen van Jezus. Als Jezus het geloof van de vrienden ziet, zegt hij tot de man: ‘Vriend, je zonden zijn je vergeven.’ Ik vind het op z’n minst opmerkelijk dat Jezus over zonden begint tegen een verlamde.Waarom noemt hij hem vriend? Waarom zet hij hem niet eerst op z’n benen? In de voorbereidingsgroep die zich afgelopen maandag over dit bijbelgedeelte boog, was dit ook het springende punt.
‘Vriend, je zonden zijn je vergeven.’ Jezus toont deze man zijn onvoorwaardelijke liefde. De vergeving die hem zo wordt aangezegd, ís zijn genezing. Hij wordt weer in de ruimte gezet, kan weer opademen. Wordt bevrijd uit die duistere gedachten in zijn hoofd. Uit de paniek, uit de sombere gevoelens. Er wordt een vuur in de man ontstoken, het levensvuur dat hij was kwijtgeraakt.
Als zijn vrienden hem laten zakken, doet dat ook denken aan het Paasverhaal, alsof hij wegzakt in het graf. Maar juist daar wordt tot hem geroepen:’ Sta op, pak uw mat op en ga naar huis.’ Het beeldende is dat de man meteen zijn mat oppakt, het is alsof hij zich niet langer laat bepalen door zijn verleden – en er verlamd in ligt – maar alsof hij z’n verleden opneemt en met zich meedraagt, maar zonder dat het hem totaal bepaalt. Ik weet niet of het u is opgevallen: in het hele verhaal spreekt de verlamde man niet.Hij lijkt alles te ondergaan.
Dat is de ruimte, de opademing die ons in dit verhaal wordt verteld. Gods verlangen óns op te doen ademen, en ons in de ruimte te zetten. Vergeving van zonden èn de genezing zijn twee kanten van het verhaal van heil, het verhaal van God en zijn koninkrijk. Het enige wat we hoeven te doen, is horen naar deze stem, naar dit Woord, ons er open voor te stellen.
Blijf niet staan bij wat is gebeurd, laat het verleden rusten. God onderneemt iets nieuws, baant een weg in de woestijn van het leven en vergeeft zonden. Natuurlijk zullen er woestijnen in ons leven blijven. Tijden van verdriet en teleurstelling die je kunnen verlammen. Maar uiteindelijk zullen ze worden overheerst door vergeving, liefde en vriendschap.
Nog even het dispuut met de schriftgeleerden. Wie heeft macht om zonden te vergeven? Jezus heeft de situatie meteen door en zegt ‘Waarom denkt u zoiets? Wat is gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak uw bed en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’
Waar Jezus de zonden vergeeft, mensen liefdevol terugroept van hun dwaalwegen – want wat zou vergeving van zonden anders zijn? – daar wordt de mens weer op zijn benen gezet. Het één is dus niet voorwaarde voor het ander. Het mooie is dat de mens daar tot aanzijn wordt geroepen. Sta op, het gaat om jou!
Amen