Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

26 maart 2006 Laetare

ds. Alida Groeneveld

 

lezingen

Jozua 4:19-5:1; 1-12

Johannes 6: 1-15
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Ongeveer de helft van de zondagen hebben een naam, een liturgische naam waarmee we ons verbonden weten met de wereldwijde oecumene. De naam van vandaag is Laetare, ‘verheugt u’ betekent dat. De naam van deze zondag is ontleend aan Jesaja 66:

“Verheugt u, samen met Jeruzalem

en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt;

als een moeder zal Ik u troosten,

in Jeruzalem zult gij getroost worden.”
Het thema ‘verheugt u’ komt ook terug in Psalm 122 de ingangspsalm

waar we in de onberijmde versie kunnen lezen:

“Ik was verheugd toen men mij zei:

Laten we naar het huis van de Heer gaan.

Onze voeten staan in uw poorten, o Jeruzalem”
In het vervolg van deze Psalm 122 wordt verteld van de opgang naar Jeruzalem. Je gaat naar Jeruzalem voor een pelgrimstocht, om daar, in de tempel van de Heer, God te loven en te prijzen. De opgang naar Jeruzalem voor het paasfeest is, in beginsel en in essentie, een feest!
Wij met onze zondag ‘laetare’ bevinden ons in de veertigdagentijd, de voorbereidingstijd op Pasen.

In deze periode van inkeer en bezinning veertig dagen lang is het precies het midden en hebben we een klein voorproefje, een alvast oplichten van waar we naar toe leven: Pasen. Daarom naast alle aandacht voor en bezinning op het lijden van Jezus Christus, en het lijden van de mensheid,

ook deze zondag: Laetare, verheugt u.
Waarom? Halverwege de periode van inkeer en bezinning kun je gemakkelijk de moed laten zakken.

Het duurt allemaal zo lang en halen we het allemaal wel? Hoe houden we de moed erin? Hoe voorkomen we dat we overspoeld worden door alle ellende in de wereld?
Maar het doel van de reis wordt ons alvast voorgespiegeld. We zijn op weg naar Pasen, iets om je over te verheugen. Op zondag Laetare mag je even op adem komen, in de tijd van voorbereiding.

De kleur paars, de kleur van het nadenken, kleurt roze, het feestwit mengt met het inkeerpaars.
Alsof het allemaal nog niet op kan, vertelt de evangelist Johannes ons vandaag een royaal verhaal.

De maaltijd voor alle volken, de volheid van het koninkrijk van God.
Het volk Israël op de grens van het land van belofte houdt een maaltijd. Jezus, zijn discipelen en de menigte mensen houden een maaltijd, een feestmaaltijd, maar voor het zover is?
Het ene speelt zich af aan de oever van de Jordaan. Het andere speelt zich allemaal af in Galilea, rond de nieuwe stad Tiberias.
Het volk Israël is, na de tocht door de woestijn van 40 jaar, het land van belofte ingetrokken. De droge doorgang door de Rode Zee aan het begin van deze woestijnperiode spiegelt zich in de droge oversteek door de Jordaan. Jozua heeft 12 stapstenen meegenomen waarover het volk gegaan is. Het is bijna Pesach, de voorbereidingen zijn getroffen. De mensen eten ongezuurd brood en geroosterd graan, de opbrengst van het land. De intocht is voltooid: er komt geen manna meer uit de hemel, er is eten van de opbrengst van het land, van de akkers van Kanaan. Israël heeft het angstland Egypte definitief achter zich gelaten.
Maaltijd en catechese gaan hier hand in hand. Volgens mij ook de beste manier, maar dat terzijde.

‘Als later je kinderen je vragen wat deze stenen betekenen, vertel dan ……’ Vertel dan het verhaal van de Heer je God, die mee trekt, woestijnen door en rivieren over, zo zelfs dat je droge voeten houdt en op vleugels loopt.
Jezus, zijn discipelen en de menigte mensen houden een maaltijd, maar voor het zover is?

Een mensenmenigte loopt achter Jezus aan vanwege de tekenen die Hij gedaan heeft aan zieken.

Tekenen, wondertekenen, wonderen, gebeurtenissen aan de hand waarvan men zag dat er iets bijzonders met deze leraar, met deze Jezus aan de hand was. Iets dergelijks, zoiets vaags is het wel.

Dat er sprake is van een missie die Jezus namens de Vader heeft te volbrengen, daar wordt helemaal niet over gesproken, laat staan dat de omstanders dit besef hebben. Hun moeite van het volgen wordt beloond.
‘Het Pascha is nabij,’ schrijft de evangelist Johannes. Waarom doet hij dat? Daar is zeker een reden voor aan te wijzen. Pascha roept de herinnering aan de uittocht op, de uittocht uit Egypte, en ook aan de tocht door de woestijn en het manna dat dagelijks uit de hemel kwam als voedsel voor de mensen onderweg.
Er is sprake van een mengeling, een juiste mix van gewoon dagelijks brood op de plank en heilig brood, brood uit de hemel. Vergelijk de avondmaal-tijd thuis en het heilig avondmaal. Gewoon en tegelijk ook zo bijzonder.
Filippus, de discipel met de Griekse naam, de allochtoon zouden wij nu zeggen, wordt gevraagd iets te regelen, zodat de menigte gevoed kan worden. Om hem op de proef te stellen, zoals de evangelist zo fijntjes opmerkt. Filippus reageert heel menselijk en praktisch: 200 denarie is niet voldoende. 200x het dagloon van een arbeider is niet voldoende om een mensenmenigte – we weten nog steeds niet hoe groot precies – te voeden.
Andreas, een andere leerling meldt dat er een jongetje is met vijf broden en twee vissen: “maar wat betekent dat voor zovelen?” Het wordt wel duidelijk dat we er met praktische oplossingen niet uit zullen komen.
Een jongetje, een misdienaar, een kleine diaken, met gerstebroden, het voedsel van eenvoudige mensen en 2 kleine visjes. Je zou denken dat je van de regen in de drup raakt; 200 denarie is nog iets, maar vijf broden en twee vissen!?? Natuurlijk is een dergelijke hoeveelheid onvoldoende.
Hier begint diaconaat: in het gras – in de klei zeg ik als poldermens en met het jongetje met zijn broden en vissen. We zullen het moeten doen met wat voor handen is. Dat is diaconaat: met de situatie zoals ‘ie is, niet uit berusting, maar als nieuw perspectief.
Er zijn verschillende ideeën over het waarom van juist vijf broden en twee vissen. Waarom vijf en twee? Een verklaring is dat vijf staat voor de vijf boeken van Mozes, de tora, de eerste vijf boeken van het Oude Testament. Twee staat voor de twee andere categorieën van de Hebreeuwse bijbel: de profeten en de geschriften. Zeven is voldoende: de Tora, de wet, de profeten en de geschriften.
Een ander verhaal dat dit eerste niet hoeft uit te sluiten, ter verklaring van de vijf broden en twee vissen luidt als volgt: De vijf broden zijn de vijf dagen waarop het volk Israel tijdens de tocht door de woestijn één gomer manna, een bepaalde inhoudsmaat, per hoofd van de bevolking inzamelt. De twee vissen staan voor de dubbele portie op de zesde dag: goed voor vandaag en morgen.
Je kunt zeggen dat in dit openluchtleerhuis het hemels manna ter sprake komt. Ook het groene gras waarop de mensen moeten gaan zitten, doet aan een hemels visioen denken, en ook aan Psalm 23.

De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets;

Hij doet mij neerliggen in grazige weiden,

Hij voert mij aan rustige wateren;

Hij verkwikt mijn ziel.
Jezus dankt, als een joodse huisvader betaamt, en breekt het brood en de vis en deelt ervan uit.
De aandacht gaat uit naar de zorg voor wat overgebleven is. Jezus zegt tot zijn discipelen de restjes in te zamelen ‘opdat er niets verloren gaat’ en wat blijkt: er zijn twaalf manden vol over van het brood. twaalf manden, voor elke stam van Israel één, om uit te delen wereldwijd. Ook van het manna in de woestijn bleek over: één gomer voor in de ark van het verbond. En ook: als je iets achter de hand hield, tegen de voorschriften in, bedierf het onder je handen. De extra portie, bewaard voor de sabbat, bleef voedzaam.
Jezus zegt van zichzelf, verderop in dit hoofdstuk, dat hij het brood des levens is. Jezus deelt in deze spijziging van de 5.000 zichzelf uit. ‘Los’ van de onderwijzing van Mozes is het hemelse manna dán aan bederf onderhevig. Wèl bewaard is het onvergankelijk ‘tot in het eeuwige leven’. Afhankelijk van het geloofsvertrouwen en de geloofsgehoorzaamheid.
Het lijkt er verdacht veel op dat Jezus met dit teken zijn leerlingen iets wil leren. Zoekt hij een actieve betrokkenheid van zijn leerlingen? Wil hij duidelijk maken dat delen leidt tot vermeerdering? Als aanmoediging om zo ook te leven? Of heel concreet, om het brood als dagelijks geschenk te ervaren? Een geschenk waarvan je wel uit móet delen?
Wil Jezus duidelijk maken dat er brood/ voedsel is dat eeuwig leven geeft? Dat je daartoe geloven moet in de Zoon van God? Jezus deelt zichzelf uit, Jezus als het levende brood.
Wie het Johannes-evangelie helemaal doorleest, zal ontdekken dat er in het hele evangelie géén instelling van het avondmaal voorkomt. Nee, zeggen sommige geleerden, dat is hier al gebeurd. Jezus heeft zich hier, in hoofdstuk 6, al uitgedeeld als het brood dat leven geeft.
Zoals de dichter Willem Barnard zo mooi zegt: “we proeven vantevoren het heil dat voor ons ligt”
Het einde van het evangeliegedeelte van vanmorgen is, zoals zo vaak, weerbarstig. Het volk getuigt, na het zien van dit teken, van de profeet die de komst van de Messias aankondigt, ze willen Jezus meenemen om hem koning te maken. De profeet die koning wordt, twee vliegen in één klap. Jezus wijst dit van de hand, denk aan de 3e verzoeking in de woestijn. Dit soort macht hoort niet bij Jezus.

Heersende macht kent Jezus niet, wel dienende macht. Anders gezegd: Jezus’ koningschap is niet op deze manier van deze wereld, en daarom trekt hij zich terug in de bergen.
We horen dit verhaal op deze zondag waarop we als gemeente van Christus het heilig avondmaal vieren. Jezus is de gastheer van een onvoorziene volksmaaltijd, in de openlucht. De leerlingen geven zich over aan Jezus en doen wat Hij zegt, al begrijpen ze er geen snars van. De mensenmassa is, zoals altijd, op sensatie belust? Wie zal het zeggen. Het is een feest- en een volksmaaltijd, en dat feest is nog niet voorbij: er zijn twaalf manden overgebleven. Geen stapstenen die vragen oproepen, maar manden die vragen naar meer.
Het is het feest met het open einde. Geen daad van een troonpretendent met machtsaspiraties,

maar het vieren van het geheim, cirkelend rondom de bron waar het voedsel vandaan komt en het geheim van de gever van het voedsel. Het tekenkarakter van deze gebeurtenis reikt verder dan de directe getuigen – de kinderen vertellen ervan.
Dit geheim vieren we vandaag, op zondag Laetare, iets om je over te verheugen. Want: we proeven vantevoren het heil dat voor ons ligt.

Amen