Het doel van ons gemeente-zijn is dat we als gemeente(leden) groeien in de verborgen omgang met God, groeien in de onderlinge gemeenschap, samen één zijn in veelkleurigheid, verbonden met, gastvrij naar en dienstbaar aan de samenleving en de wereld.

29 januari 2012

Lezingen:
Deuteronomium 18:15-20
Marcus 1:21-28

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Moet je ‘ns horen! Iets nieuws! Nieuwe woorden, je wilt het niet missen! Marcus is zó vol over het goede nieuws van Jezus dat hij bijna over zijn eigen woorden struikelt. Na de roeping van de vier leerlingen Simon en Andreas, Jacobus en Johannes gaat Jezus naar de synagoge. Hier start hij zijn werk. Dit zal later in de geschiedenis van de vroege kerk de beproefde methode blijken te zijn. Ook de apostel Paulus begint zijn verkondiging consequent in de synagoge van de plaats waar hij naar toe gereisd is.

Er zit een tweede kant aan het bezoek van Jezus aan de synagoge. Naast de praktische kant, is het ook principieel: met Jezus’ presentie in het joodse gebedshuis maakt Jezus duidelijk dat Hij gekomen is om het werk van God gedaan in Israël te vervullen. In de synagoge kan iedere mannelijke jood het woord krijgen om uit de Tora te lezen, èn uit te leggen. Jezus heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Jezus leert, schrijft Marcus, maar Marcus schrijft geen woord over wát Jezus leest en leert – dat blijft gissen. Marcus vertelt ons wel het resultaat: er is ontzetting bij de aanwezigen.

Jezus leert, met gezag en met macht. Deze drie aanduidingen: leer-macht-gezag zijn stuk voor stuk privileges van God. Jezus heeft zijn macht van God, gekregen.Jezus is benoemd bij zijn doop door God zelf – een stem uit de hoge – tot wat Hij al was: zijn Geliefde Zoon. Duidelijker kunnen we het niet krijgen.Bekleed met macht van Godswege doet Jezus zijn taak in de synagoge.Hij leert met gezag en macht. Zijn gehoor ervaart een verschil met de gebruikelijke uitleg van de schriftgeleerden. De schriftgeleerden doen de uitleg met behulp van casuïstiek. Jezus confronteert de mensen met God zelf. Of dit nu ‘leuk’ en ‘comfortabel’ is, is nog maar de vraag.

Jezus maakt het gebod van God levend als concreet gebod dat de hele mens opeist. Samengevat is dat gebod: “Heb de Heer uw God lief met heel uw hart, en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf (Matteüs 22,37-38)

Aan de hand van een voorbeeld wordt het effect van Jezus’ optreden en prediking duidelijk. Er is een man, bezeten door demonen, in de synagoge. Hij laat zich nu luid en duidelijk horen. Fijngevoelig, met een extra zintuig heeft deze man in de gaten dat er iets bijzonders met Jezus en zijn macht aan de hand is. Hij ervaart dit als een bedreiging en uit dat ook zo: “Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel, wie je bent: de heilige van God.” (Marcus 1,24)

Ben je gekomen om ons te vernietigen? Wilt u ons plezier vergallen? Wil je ons kapot maken?” De man, bezeten door demonen, vreest voor vernietiging of verbanning. Alsof Jezus de spelbederver is. Hebben Jezus en God niet ons geluk op het oog?

‘Ben je gekomen?’ Dit slaat allereerst op de komst van Jezus naar Kafarnaüm, maar ook op de komst van Jezus in de wereld. Er staat een grote verandering op stapel. ‘Ik weet wel wie je bent, de heilige van God’ ‘De heilige van God’ is in het Oude Testament een vaste uitdrukking voor Aäron, de hogepriester en de oudere broer van Mozes. De man, bezeten door demonen, benoemt Jezus met hoogpriesterlijke trekken. De uitspraak van de bezeten man is een belijdenis tegen wil en dank.Het is niet zijn bedoeling om Jezus als de heilige Gods te belijden, maar juist een magische afweerformule te gebruiken.Door het kennen en het noemen van de naam van iemand krijgt iemand de macht over hem.

Iets dergelijks ongemakkelijks bespeur ik bij de telefonische verkopers die het liefst onder het avondeten opbellen. Als ik mij bekend heb gemaakt, is het mevrouw Groeneveld voor en mevrouw Groeneveld na. “Mevrouw Groeneveld, ons aanbod is zo mooi …” en ga zo maar door.Ik ervaar het als misbruik, door zo direct met mijn eigen naam aangesproken te worden. Je voelt je al heel snel genomen door de dames en heren met de gladde praatjes.De demonen, gezeten in deze man, proberen zich tegenover Jezus te handhaven.Door Hem, met het noemen van zijn naam, in hun macht te krijgen.

De naam speelt straks ook een rol, een ándere rol, bij de doop. Dán verbinden we de naam van de dopelinge met de naam van God. Haar naam staat geschreven in de handen van God, zoals de beeldtaal kan zeggen Je krijgt je roepingsnaam. Je komt tot je bestemming, je weet van je oorsprong.Dat is een totaal andere macht.

Jezus laat zich hier niet vangen. Hij treedt juist met macht op. Hij bestraft de geesten. Dit sluit prima aan bij de aloude gedachte dat de messias demonen uitdrijft. Waar demonen wordt verdreven, begint het Rijk van God. Hier in de synagoge van Kafarnaüm is Jezus, als vertegenwoordiger van God, de overwinnaar.

Opvallend is de gebruikte methode. De man met de demonen is, of de demonen zijn, natuurlijk vaker bestraft, door de mensen in de synagoge. Het is zeer wel voorstelbaar dat de geesten vaker de orde van dienst verstoord hebben. Wat is de menselijke reactie? ‘sstt, houd toch op, gedraag je, kun je anders beter niet weggaan?’

Jezus gebruikt geen woorden met een dergelijke strekking, ook geen bezweringsformule, maar zegt: ‘Zwijg en ga uit hem weg’. Het woord van Jezus is het woord dat effect sorteert. Was het eerst dat de man met de demonen uit de synagogegemeenschap gezet werd, omdat zijn gedrag als storend werd ervaren. Nu redt Jezus de mens, bezeten door demonen. Het Rijk van God dat Jezus brengt, betekent voor de mens ont-demonisering. De reactie van de omstanders wordt gekenmerkt door verbazing. Opnieuw verbazing en ontzetting. Aan het begin van het evangeliegedeelte is er de verbazing over de nieuwe leer en het gezag van Jezus. Nu weer de verbazing. Zien de omstanders dat met Jezus een nieuwe tijd is aangebroken? Een nieuwe heilstijd, zichtbaar in het feit dat het Rijk van God doordringt in het machtsgebied van de demonen? Duidelijk is dat de demonen de macht van Jezus herkennen en erkennen – zij gaan uit de man. Maar hoe staat het met de omstanders?

Dit hele verhaal speelt zich af in de synagoge op sabbat. De sabbat berust op de geschiedenis van de uittocht uit Egypte. Het volk Israël is geen slaaf meer, hoeft zich niet meer dood te werken, Het volk van ex-slaven mag nu tot rust komen. De man, geknecht door demonen, mag eveneens op adem komen.

De mensen, de omstanders kunnen niet om Jezus heen, Jezus leert in de synagoge als een profeet die spreekt in de naam van de Heer. Naar zo een iemand wordt geluisterd. Jezus ziet het als zijn taak, zoals de profeet Jesaja het zegt: ‘De Geest van God de Heer, rust op mij, want de Heer heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen, aan verslagen harten hoop te bieden om aan gevangen hun vrijlating bekend te maken. (Jesaja 61,1)

Dat is ook onze taak als volgelingen van Jezus. Dan hoeven we ons ook niet bezig te houden met allerlei praktijken waarvoor in Deuteronomium wordt gewaarschuwd. Het gaat om het Woord van God, gesproken door een profeet, daarna moeten we luisteren!

En dan blijft de aloude vraag, ook te horen in Deuteronomium, hoe we de goede woorden kunnen onderscheiden van kletspraat, het onderscheid van de ware en de valse profeet. Niet alles wat in de naam van de Heer gebeurt, is ook goed te noemen. Wie spreekt in de naam van de Heer, diens woorden zullen vervuld worden. Daarom gehoorzamen de onreine geesten, de demonen, Jezus.
Hij spreekt in de naam van de Heer. Als we dát op het spoor blijven, spreken in de naam van de Heer, dan zal hij in ons spreken, zwijgen en handelen blijvend doorwerken.

Dat kunnen we niet alleen doen, en dat hoeft ook niet. We mogen elkaar erop aanspreken, elkaar aansporen, om te spreken in de naam van de Heer. Dat wordt van ons ook gevraagd als we straks rond dopelinge en doopouders staan, samen blijven spreken in de naam van de Heer.

Amen