6 mei 2012, oecumenische dienst
Lezingen:
Deuteronomium 4:32-40
Johannes 15:1-8
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
In 1989 maakte ik een studentenreis naar Genève naar de kantoren van de Wereldraad van Kerken. Als student oecumenica, het vak waarin de oecumenische beweging bestudeerd wordt, en alles wat daar uit voort komt, hoort een bezoek aan Genève erbij, compleet met gesprekken met mensen die daar, vaak al heel lang, werken. Het gaat dan over de vraagstukken van armoede en rijkdom. Wat betekent het voor het bijbellezen of je man of vrouw bent, en uit Europa of uit Afrika komt, vragen over gerechtigheid en vrede, wereldwijd, over verbindingen en barrières tussen kerken. Als een spons om alles op te zuigen, en achteraf gezien misschien ook wat naïef, ging ik er naar toe, toen, in de zomer van 1989. Het was juist díe periode dat de Muur tussen Oost en West begon te vallen, en de oude denksystemen volledig op de helling kwamen te staan.
Genève was de bron – zo dacht ik toen. Dit is het inspirerende crisiscentrum, het kloppende hart van de oecumene, hier wordt oecumene geboren. Gedesillusioneerd kwam ik weer terug. Dáár vond ik de oecumene niet, maar mensen die hun werk doen, en van project naar project leven, afhankelijk van geldstromen van de kerken die samen de Wereldraad van Kerken vormen. Waar ik de oecumene wel vond, is in de plaatselijke gemeente. Daar moet het gezamenlijke besef van kerk-zijn in deze wereld met de vragen van vandaag tot stand komen, en zelfs dan is het niet gemakkelijk
om tussen alle klippen door te laveren. Eerlijk is eerlijk sinds 1989 is er ook in het Nederlandse oecumenische klimaat heel veel veranderd.
Na de eerste keer in 1989 ben ik nog 2x terug geweest naar Genève. Als je beter beseft dat je in Genève niet voor de oecumene komt, maar dat je er zelf een steentje aan bij hebt te dragen, daar waar je zelf woont, is het ook goed om daar te zijn, waar de wereldkerk een beetje zichtbaar wordt.
Steeds als ik te maken heb – als voorganger of als kerkganger – met een oecumenische dienst, denk ik aan deze bezoeken terug. Over de grote vragen, intense wereldproblematiek en het oefenen in samen kerk-zijn die niet aan actualiteit hebben ingeleverd.
Dat samen kerk-zijn moeilijk is, is geen nieuws. Dat geldt in onze eigen geloofsgemeenschappen,
dat geldt ook over de grenzen daarvan heen. We moeten laveren tussen dat wat kan en mag, tussen bedreigingen en kansen.
De gedeelten die we vandaag uit de Bijbel gehoord hebben, spiegelen ons voor hoe we zo’n gemeenschap, dat samen kerk-zijn, kunnen oefenen.
Het gedeelte uit Deuteronomium komt uit een lange toespraak van Mozes. Mozes geeft een terugblik op de geschiedenis vanaf het vertrek van het volk Israel bij de Sinai tot de aankomst in de vlakte van Moab. Het gaat onophoudelijk over de relatie tussen de Heer God en Israel. De Heer heeft Israel gekozen, een slavenvolk, tot zijn volk, exclusief! In het gedeelte dat we gehoord hebben, wordt toegewerkt naar het heel bekende vers uit Deuteronomium dat geldt als de belijdenis ‘Luister Israel, de Heer onze God, de Heer is de enige!’ (Deuteronomium 6:4)
“Blijf verbonden met deze Heer onze God die bevrijdt, de regels geeft opdat het ons goed gaat.”
Dat is de les die we uit Deuteronomium kunnen leren.
Wat heeft Johannes de evangelist ons te bieden? Johannes heeft het over de wijnstok. Dat is een beeld dat ons meevoert naar zonniger streken. Waar glooiende hellingen in de gloeiende zon helemaal bedekt zijn met ranken van de druif. Daar in Zuid-Frankrijk en zelfs al in de buurt van Maastricht worden deze planten met aandacht verzorgd, niet voor de vrucht of zelfs maar de gedroogde vrucht, maar vanwege de wijn. We maken er wijn van. Wijn, de drank die vrolijk maakt,
die, om het in bijbelse taal te zeggen ‘het hart verheugt’.
Vandaag vereenzelvigt Jezus zichzelf met de wijn: “Ik ben de ware wijnstok” – klinkt het. Voor de eerste hoorders en lezers was het landschap met wijnstokken gewoon. De wijngaarden hoorden bij het ‘huis, tuin en keuken – landschap’ voor hen zoals weiden met koeien voor ons of mooie velden met graan. Misschien liepen Jezus en zijn discipelen wel langs een wijngaard terwijl Jezus zo sprak.
Er waren nog andere wijnstokken. Boven de ingang van het binnenste heiligdom van de tempel in Jeruzalem was een wijnstok afgebeeld als verwijzing naar de Messias. Bij de profeten van het Oude Testament vinden we keer op keer de wijnstok als beeld voor het volk Israël.
Jezus gebruikt het beeld voor zichzelf, zijn relatie met God (mijn vader is de wijnboer), zijn relatie met de discipelen (jullie zijn de takken). De wijnstok blijkt bij uitstek een beeld om het verband tussen liefde en pijn mee aan te geven. Wij kennen dat verband wellicht uit onze dagelijkse ervaring. We kunnen heel veel van iemand gehouden hebben, en wat doe het zeer dat deze geliefde er niet meer is.
Ook uit het dagelijkse leven weten we, hoe de mensen waar we het meest van houden ons ook het meeste pijn kunnen doen. Ze komen ons zo na soms zijn we bijna deel van ze. Deel van onze ouders, deel van onze partners, deel van onze kinderen. Zijn we zo ook deel van Jezus of deel van God? Daar gaat het over. “Blijf in mij zoals ik in u!” Hoe kun je elkaar nader zijn dan als hetzelfde vocht door je takken stroomt, hetzelfde bloed door je aderen. “Wij zijn van uw geslacht”.
De liefde en nabijheid waar Jezus in deze gelijkenis van spreekt zijn niet die van de romantische Hollywood-film. Het is niet de verliefdheid die je onherroepelijk en onweerstaanbaar overkomt, maar het is de liefde van het gebod. Helemaal onafhankelijk van persoonlijke voorkeuren, van of het wel of niet met iemand klikt. Onafhankelijk van de chemie tussen mensen. Onafhankelijk van of mensen aardig zijn of niet. Dit is mijn opdracht dat jullie elkaar lief hebben, en als mijn woorden in jullie blijven, dragen jullie veel vrucht. Een heilig moeten, een werkwoord geen zweverig gevoel maar een daad, een vrucht. Deze liefde is ook gevaarlijk. Gevaarlijk als ze er niet is, want de tak die geen vrucht draagt wordt buiten geworpen, verzameld en verbrand. Ook gevaarlijk als ze er wel is: de tak die wel vrucht draagt wordt gesnoeid. Of beter: die wordt gereinigd. Zo komt er meer vrucht, meer liefde. Pijnlijk, maar rekening houdend met de menselijke grenzen.
Onze liefde is vaak zo onbegrensd, dan vliegt het alle kanten op maar verliest zijn smaak. Dan moet het hernomen worden, gesnoeid, gereinigd. Wij kunnen niet de hele wereld liefhebben. Wij kunnen niet in ons eentje kratten vol wijn produceren. Een paar druiven om samen met anderen een heerlijk wijntje te vormen is genoeg.
“Jullie zijn al rein door alles wat ik tegen jullie gezegd heb: (Johannes 15:3) Dat snoeien en reinigen gebeurt in het luisteren naar Jezus, het luisteren naar God. Daar vinden we opnieuw onze prioriteiten,
kunnen we terug naar de kern en terug naar de bron. Mogen we weg leggen dat wat onze verantwoordelijkheid niet is. Om des te gerichter daar lief te hebben waar dat onze verantwoordelijkheid wel is. Pijnlijk om zo projecten of mensen te verliezen. Maar het opent ook altijd andere mogelijkheden. Hoe pijnlijk het ook is, als we verboden blijven met de wijnstok zijn er altijd nieuwe groei-mogelijkheden.
De hele vergelijking draait rond het ‘in hem blijven’. Aan een los takje heb je niks. Dat is ook de clou van de liefde. Je kunt niet in je eentje liefhebben zoals je niet in je eentje een krat wijn hoeft te produceren. Het is ook een opluchting dat je niet de wereld in je eentje op je nek hoeft te nemen. Je mag je bescheiden bijdrage leveren als deel van het grotere geheel. Zo weten we ons over kerkgrenzen heen verbonden, geworteld in het evangelie van Jezus Christus, geënt op de ware wijnstok.
Twee elementen worden ons vandaag aangereikt: blijf verbonden met de Heer onze God uit Deuteronomium èn blijf verbonden als wijnrank met de ware wijnstok, met Jezus zelf. Met als doel vrucht te dragen.
De vrucht van de Geest is liefde: blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. De vrucht van de Geest is liefde.
In de dagen van herdenken en de vrijheid vieren kunnen juist deze vruchten van waarde zijn. Amen